Een delictvrije toekomst - Uitgeverij Coutinho

17 downloads 308 Views 167KB Size Report
5.2.2 Aanmoedigen: Kracht geven x Aan groei appelleren. 5.2.3 Expressief zijn: Kracht geven x Persoonspresentatie. 5.3 Ordening bieden. 5.3.1 Kaders stellen:  ...
Een delictvrije toekomst

2

Een delictvrije toekomst Methode voor het begeleiden van delinquente jongeren Ineke Heemskerk

u i t g e v e r ij coutinho bussum 2011

c

© 2011 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, http://www. stichting-pro.nl/). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum [email protected] www.coutinho.nl

Omslag: Ronald Boiten, Amersfoort

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0263 9 NUR 740

4

Voorwoord

‘Zij worden van pijn en regelmaat rijp gehavend en groot’ Lucebert

Dit boek is een uitvloeisel van het werk dat tussen september 2009 en juni 2010 vanuit het lectoraat Reclassering en Veiligheidsbeleid (R&V) van het Expertisecentrum Veiligheid van Avans Hogeschool voor en samen met medewerkers van Tussenvoorziening De Sluis in Tilburg is verricht ten behoeve van de doorontwikkeling van de reeds bij De Sluis gehanteerde methode. Als eerste wil ik daarom de medewerkers van De Sluis bedanken voor hun bereidheid om actief mee te denken over knelpunten en positieve punten in de dagelijkse begeleiding. Even belangrijk was de bereidwilligheid van bewoners om zich te laten interviewen over hun leven, de delicten die zij hebben gepleegd en hun toekomstwensen en -verwachtingen. Artie van Tuijn, bestuursvoorzitter van de RIBW Midden-Brabant, heeft toestemming gegeven om het resultaat van de doorontwikkeling van de ‘Sluismethode’ te gebruiken als basis voor dit studieboek.

Mijn speciale dank gaat uit naar Bas Vogelvang, lector R&V, die mij grootmoedig heeft laten delen in zijn deskundigheid op het gebied van jeugdcriminaliteit en jeugdreclassering. In dit boek zijn met name de delen over de criminogene factoren, de desistancebenadering en het communicatiemodel gerelateerd aan eerder door hem geschreven teksten.

De concepttekst is nauwkeurig gelezen en van inhoudelijk commentaar voorzien door John Bassant, vanuit zijn jarenlange ervaring als SPH-docent aan de Hogeschool Amsterdam; Frank Philippart, docent bij de opleiding Sociale Studies van Avans Hogeschool; en Katja van der Linden, vierdejaars-

5

student aan dezelfde opleiding. Zij hebben mij gewezen op inconsequenties en al te grote gedachtesprongen, en adviezen gegeven ter verbetering van de inhoud.

Anke Korbee en Stan Wempe bedank ik voor de moeite die zij hebben genomen om vanuit een buitenstaandersperspectief de tekst met een rood potlood door te nemen op leesbaarheid en helderheid. Ineke Heemskerk Januari 2011

6

Inhoudsopgave Inleiding

Hoofdstuk 1 Op zoek naar balans 1.1 Balansmodel: risicofactoren en beschermende factoren

1.1.1 Balansmodel voor jongeren 1.1.2 Allochtone jongeren en maatschappelijke kwetsbaarheid 1.2 Criminogene factoren 1.2.1 Criminogene factoren: een indeling 1.3 De situatie na detentie 1.3.1. Sociaal isolement 1.3.2 Nazorg – of niet? Verwerkingsopdrachten

Hoofdstuk 2 Op weg naar verandering 2.1 Desistance: afzien van criminaliteit 2.1.1 Wat houdt desistance in? 2.1.2 De drie fasen van het desistanceproces 2.1.3 Het desistanceproces: drie ontwikkelingstrajecten 2.2 Competentiemodel 2.2.1 Leertheorieën en het competentiemodel 2.2.2 Vaardigheden en ontwikkelingstaken 2.2.3 Algemene technieken van het competentiemodel 2.3 Individuele Rehabilitatie Benadering 2.3.1 Wat is rehabilitatie? 2.3.2 Integrale en Individuele Rehabilitatie: twee benaderingen 2.3.3 Het competentiemodel en de IRB 2.4 Communicatiemodel 2.4.1 Interactiedoelen 2.4.2 Interactiemiddelen 2.4.3 Communicatievormen 2.5 Samenvatting Verwerkingsopdrachten Hoofdstuk 3 Het re-integratietraject 3.1 Aanmelding en intake 3.2 Fasering begeleidingstraject 3.2.1 Fase 1 Kennismaking, oriëntatie en gewenning 3.2.2 Fase 2 Training 3.2.4 Fase 4 Nazorg Verwerkingsopdrachten

7

Hoofdstuk 4 De praktijk: begeleidersrollen 4.1 Professionele relatie 4.1.1 Basishouding 4.1.2 Samenwerkingsrelatie 4.2 Situationeel leidinggeven 4.2.1 Taakvolwassenheid en situationeel leidinggeven 4.2.2 Taakvolwassenheid en gewenste begeleidingsstijl 4.3 Begeleidersrollen Verwerkingsopdrachten

Hoofdstuk 5 Het communicatiemodel: kracht geven, ordening bieden en ingrijpen 5.1 Interactie: doelen en middelen 5.1.1 Doelen 5.1.2 Middelen 5.1.2 Middelen 5.2 Kracht geven 5.2.1 Meeleven: Kracht geven x Aansluiten bij de leefwereld 5.2.2 Aanmoedigen: Kracht geven x Aan groei appelleren 5.2.3 Expressief zijn: Kracht geven x Persoonspresentatie 5.3 Ordening bieden 5.3.1 Kaders stellen: Ordening bieden x Aansluiten bij de leefwereld 5.3.2 Aanleren: Ordening bieden x Aan groei appelleren 5.3.2 Aanleren: Ordening bieden x Aan groei appelleren 5.4 Ingrijpen 5.4.1 Corrigeren: Ingrijpen x Aansluiting zoeken 5.4.2 Aanspreken: Ingrijpen x Aan groei appelleren 5.4.3 Zelfcontrole tonen: Ingrijpen x Persoonspresentatie Verwerkingsopdrachten Hoofdstuk 6 MOVE: motiveren tot verandering 6.1 Motivatie 6.2 Fasen van gedragsverandering 6.3 Motiverende gespreksvoering 6.3.1 Algemene principes 6.3.2 Basistechnieken van motiverende gespreksvoering: ORBS 6.3.3 Weerstand 6.3.4 Verandertaal 6.3.5 Mogelijke valkuilen voor de begeleider 6.4 Samenvatting gesprekstechnieken Verwerkingsopdrachten Literatuurlijst

8

Bijlage1 De bouwstenenmethode

Bijlage 2 Opbouw en versterking sociaal netwerk

Bijlage 3 Voorbeeld Scoreformulier Ontwikkelingstaak Bijlage 4 Doelen stellen en uitwerken

Bijlage 5 Jongeren met een lichte verstandelijke beperking Register

Over de auteur

9

10

Inleiding

  Kevin, net achttien geworden, heeft een halfjaar vastgezeten wegens drugshandel. Zijn straf zit er binnenkort op en hij heeft zich voorgenomen om niet terug te gaan naar het drugscircuit. Hij heeft genoeg van de spanning van het straatleven, van het ‘altijd om moeten kijken of de politie je niet op de hielen zit, of dealers’. Hij wil opnieuw beginnen, maar hoe? Hij heeft geen woning en geen werk. Terug naar zijn ouders zit er ook niet in. Die zijn gescheiden en zijn vader neemt het hem zeer kwalijk dat hij het criminele pad opgegaan is. Zijn moeder heeft een nieuwe vriend met wie hij niet goed op kan schieten. Hij wil echt niet terug naar zijn oude leven, maar het is moeilijk, want, aldus Kevin: ‘Hoe je het ook wendt of keert, het was wel makkelijk geld verdienen.’ Hij ‘weet zeker’ dat hij niet meer terug zal vallen in de criminaliteit, al heeft hij nog geen idee hoe hij dit aan gaat pakken. Zijn persoonlijk begeleider in de justitiële inrichting heeft Kevin in het laatste gesprek verteld dat hij zich kan aanmelden voor een re-integratietraject bij een ‘terugkeervoorziening’: begeleid wonen en werken aan een nieuwe toekomst.



Een nieuwe start In een terugkeervoorziening kunnen jongeren zoals Kevin na een verblijf in detentie tijdelijk wonen en de vaardigheden opdoen die nodig zijn om maatschappelijke aansluiting te vinden. Vaardigheden op het gebied van werken, omgaan met geld, het voeren van een eigen huishouden, sociale contacten en vrijetijdsbesteding nemen hierbij een centrale plaats in. Een tweede, net zo belangrijk, doel is het voorkomen van recidive en het versterken van het psychologische losmakingsproces uit het criminele milieu.

11

Inleiding

Daarbij kan er ook plaats zijn voor jongeren die niet in detentie hebben gezeten, maar wel een groot risico lopen om verstrikt te raken in de wereld van de criminaliteit en die om uiteenlopende redenen geen veilige thuisbasis hebben. Voor beide groepen geldt dat er een dreiging is van (nieuw) delinquent gedrag en een drempel bij het vinden van een gewaardeerde plaats in de samenleving; daarbij kan het om allerlei redenen op dat moment geen optie zijn om bij de ouders of zelfstandig te wonen. Velen van hen hebben een achterstand op het gebied van hun persoonlijke en sociaalmaatschappelijke ontwikkeling, vergeleken bij leeftijdsgenoten. De schoolprestaties en het schoolniveau zijn laag (Harder e.a., 2006). Er is veelal geen zicht op werk, en de sociale contacten zijn beperkt of problematisch. Zij vragen expliciet of impliciet om handvatten en sturing bij het heropbouwen van hun leven. Ook hebben zij ondersteuning nodig bij het opbouwen of versterken van een steunend sociaal netwerk en bij praktische zaken als schuldhulpverlening of het regelen van verzekeringen. Een rustige en overzichtelijke woon- en leefomgeving is daarbij noodzakelijk om weer perspectief en greep op hun leven te krijgen.

Een terugkeervoorziening of halfway house, waarvan er een aantal zijn in Nederland, kan juist deze jongeren de benodigde ondersteuning bieden bij de re-integratie. De selectiecriteria kunnen uiteenlopen, maar meestal wordt een leeftijdsgrens van 16 tot 23 jaar gehanteerd en wordt bij aanmelding een duidelijk uitgesproken motivatie tot actieve deelname aan het traject verwacht. De jongere kan in de tussenvoorziening rekenen op een veilige woonplek, dagstructuur, een ontwikkelingsplan met specifieke, toekomstgerichte doelen en een persoonsgerichte benadering waarin de begeleiding consequent de kaders en grenzen hanteert, maar ook vertrouwen uitstraalt dat verandering mogelijk is en dat het goed kan komen.

In dit studieboek wordt een methode uitgewerkt voor de begeleiding van jongeren die los willen komen uit het criminele milieu en ‘opnieuw’ willen beginnen. De basis van deze methode is de desistancebenadering, een stroming binnen de criminologie die zich richt op vraagstukken rondom ‘het bewust, gewild en actief afzien van criminaliteit en daar ook werk van maken door een andere invulling te geven aan je leven’ (Geenen, 2010). Vragen die hierbij spelen, zijn: waarom, onder welke voorwaarden en hoe komen mensen ertoe om te stoppen met het plegen van delicten en een nieuw, recidivevrij leven op te bouwen? Binnen het denken over desistance wordt gesteld dat het niet alleen gaat om uiterlijke gedragsverandering, maar ook en juist om een verinnerlijking van de motivatie om een ander, recidivevrij, leven op te bouwen. Een ander leven met een nieuwe identiteit: als werknemer, collega, partner; en met een daarbij behorend ‘nieuw’ verhaal waarmee hij

12

Inleiding

(NB: voor de leesbaarheid wordt in dit boek de mannelijke vorm aangehouden) voor de dag kan komen. Dit veranderingsproces gaat veelal gepaard met periodes van vooruitgang, twijfels, weerstand en nieuwe hoop en vergt een intensieve begeleiding.

Om het desistanceproces tot ontwikkeling te laten komen zijn drie factoren van groot belang (Weaver & McNeill, 2007; Vogelvang, 2009): ■■ het opbouwen van ‘menselijk kapitaal’ – hierbij gaat het om de vaardigheden die een individu nodig heeft om zich als zelfstandig persoon te kunnen invoegen en handhaven in de samenleving; ■■ het opbouwen van ‘sociaal kapitaal’, in de vorm van een steunend sociaal netwerk in de privésfeer (familie, vrienden, kennissen) en sociaalmaatschappelijke ankers (werk, opleiding, vrijetijdsbesteding); ■■ de versterking van de identiteit en motivatie om te veranderen, gericht op grotere zelfsturing en het opbouwen van een recidivevrije toekomst. De desistancebenadering vormt de basis voor het re-integratietraject in de terugkeervoorziening. Dit traject is verdeeld in een aantal fasen: oriëntatie, training en verzelfstandiging. De deelnemer werkt in oplopende graad van zelfstandigheid aan competentievergroting en aan verheldering van zijn eigen toekomstwensen. Met de desistancebenadering als ankerpunt wordt – bij het opbouwen van kapitaal en van een nieuwe, delictvrije identiteit – gebruikgemaakt van de ontwikkelingstaken uit het competentiemodel van Slot & Spanjaard (2009) en van elementen van de Individuele Rehabilitatie Benadering. Voor de interacties wordt een communicatiemodel ingezet waarin groeibevorderende (‘kracht geven’), structurerende (‘ordening bieden’) en begrenzende (‘ingrijpen’) doelen een plaats hebben (Vogelvang, 2009). Een uitgebreide toelichting op deze methode is te vinden in hoofdstuk 2.



Hoe is dit boek ontstaan? In het voorjaar van 2009 stelde de Regionale Instelling Beschermende Woonvormen (RIBW) Midden-Brabant aan het lectoraat Reclassering en Veiligheidsbeleid van Avans Hogeschool de vraag om samen met het team van Terugkeervoorziening De Sluis de daar gehanteerde methode – een combinatie van het competentiemodel en de Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) – door te ontwikkelen. De Sluis was een jaar daarvoor gestart als nieuwe voorziening binnen de RIBW, bedoeld voor jongeren die uit detentie kwamen of het risico liepen in de criminele wereld terecht te komen.

13

Inleiding

Gedurende het daaropvolgende jaar zijn bij de doorontwikkeling twee sporen gevolgd: ■■ de methode is vanuit het lectoraat aangevuld met de desistancebenadering en het communicatiemodel en vervolgens in sessies met het team van De Sluis doorgenomen en vergeleken met praktijkervaringen van begeleiders; ■■ in de wekelijkse teamvergaderingen hebben begeleiders eigen casussen ingebracht, via de ‘bouwstenenmethode’ – een manier om interventies te verzamelen en te ordenen. Deze casussen werden telkens gezamenlijk uitgediept en gekoppeld aan het communicatiemodel, waarbij elke week één type interventie centraal stond. Zo zijn de nieuwe elementen van de methode voorzien van een ‘praktijktoets’ (wat werkt wel, wat werkt niet in de dagelijkse begeleiding?) en is het communicatiemodel ‘ingeoefend’. Het resultaat is een op maatschappelijke participatie gericht veranderingsmodel voor de begeleiding van delictgevoelige jongeren. De methode is niet ‘af’. Voeding vanuit de praktijk kan leiden tot aanvullingen en tot verdere aanscherping, waarbij we als doelen voor ogen houden dat de toekomstige ‘desisters’ zich steeds meer gesteund weten bij het hervinden van maatschappelijke aansluiting en dat recidive en overlast voor de samenleving worden teruggedrongen. Dat zijn mooie doelen om na te streven.



Opzet van dit boek Dit boek is bedoeld als studieboek voor beroepsbeoefenaars die (willen) werken in instellingen waar jeugdige (ex-)delinquenten worden begeleid bij de voorbereiding op maatschappelijke re-integratie en participatie. Hoofdstuk 1 begint met het balansmodel, waarin risicofactoren en beschermende factoren in de opvoeding bijeengezet zijn. Na een uitweiding over maatschappelijke kwetsbaarheid en specifieke risicogroepen volgt een opsomming van criminogene factoren, die de kans op herhaling van delictgedrag kunnen verhogen. Ten slotte schetsen we in dit hoofdstuk de situatie na detentie en de verschillende begeleidingsmogelijkheden.

Hoofdstuk 2 bevat de kern van de methode. De hoofdlijnen van de desistancebenadering worden toegelicht, gevolgd door een uiteenzetting over het competentiemodel en het werken met ontwikkelingstaken. Daarna worden enkele aspecten van de IRB naar voren gehaald; dit vanuit de gedachte dat, wanneer de cliënt verder komt in zijn traject, de externe sturing afneemt en zijn eigen wensen ten aanzien van de toekomst een steeds belangrijkere plaats in gaan nemen. Juist binnen de rehabilitatie is ‘de wens van de cliënt’

14

Inleiding

immers het vertrekpunt voor ondersteunende activiteiten. Ten slotte gaat de aandacht uit naar het communicatiemodel, dat interventiemogelijkheden biedt bij de begeleiding van de cliënten in veelvoorkomende situaties. Hoofdstuk 3 loopt de verschillende fasen van het traject in de terugkeervoorziening door: van de oriëntatiefase tot de planning van het vervolgtraject en het moment van afscheid. Elke fase wordt ingekleurd met voorstellen voor de begeleiding.

Vanaf hoofdstuk 4 is er een wijziging in de focus van dit boek. In dit en de navolgende hoofdstukken worden, naast de inhoudelijke informatie, concrete aanknopingspunten gegeven voor het handelen in de dagelijkse praktijk; vanaf dat moment wordt de begeleider dan ook direct aangesproken (met ‘je …’).

Hoofdstuk 4 zet de elementen van een professionele relatie neer, gaat in op de kenmerken van situationeel leidinggeven en biedt een uitwerking van de verschillende begeleidersrollen: trainer, coach, pleitbezorger en bondgenoot. In hoofdstuk 5 gaat de aandacht uit naar het in hoofdstuk 2 al kort toegelichte communicatiemodel. De verschillende interventiemogelijkheden worden besproken en tot leven gebracht via de zogenoemde bouwstenen, met concrete voorbeelden uit de praktijk.

Hoofdstuk 6 start met een inleiding op het onderwerp motivatie en op de fasen van gedragsverandering. Vervolgens wordt een aantal technieken uit de motiverende gespreksvoering besproken. De casussen zijn gebaseerd op gesprekken met cliënten (uiteraard geanonimiseerd) en begeleiders van De Sluis. Letterlijk uitgesproken woorden van geïnterviewden zijn cursief weergegeven. In de tekst zijn ook ervaringen verwerkt van SPH-studenten van de Academie voor Sociale Studies Breda van Avans Hogeschool die werkzaam zijn in de jeugdzorg. De bouwstenen in hoofdstuk 5 zijn verzameld door de begeleiders van De Sluis en besproken in casusoverleggen gedurende de ontwikkelingsperiode van de methode in 2009‑2010. Elk hoofdstuk sluit af met verwerkingsopdrachten die individueel of in groepsverband kunnen worden uitgevoerd.

15