Groep 4 WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 1 De beek ... - Trianova

5 downloads 1331 Views 208KB Size Report
Groep 4. WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 1. De beek. Klein,stromend,ondiep water. De kinderen spelen bij de beek. De berg. Grote heuvel. Wij spelen op de ...
Groep 4 De beek De berg Het dal De duin De kust Het oerwoud De top De woestijn Het zand

Groep 4 De bloes De broekzak De das De jurk De kraag De mouw De rok De trui

Groep 4 Aandoen Aanplanten De bloesem

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 1 Klein,stromend,ondiep water De kinderen spelen bij de beek. Grote heuvel. Wij spelen op de berg zand. Stuk land tussen bergen Het dorpje ligt in het dal. Zandheuvel bij de zee. De duinen zijn leuk om in te spelen. Strook land langs de zee We wandelen langs de kust. Een bos waar wilde dieren wonen en geen mensen komen. De apen leven in het oerwoud. Het hoogste punt We staan op de top van de berg. Zandvlakte waar geen planten groeien en mensen wonen. In de woestijn is het erg warm. Kleine korrels Op het strand bouwen we een kasteel van zand.

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 2 Kledingstuk van dunne stof. Het meisje draagt een mooie bloes. Zak in een broek Het geld zit in mijn broekzak. Sjaal. Als het koud is trek doe ik mijn das om. Japon De bruid droeg een mooie jurk. Bovenste deel vaneen jas,vest of trui. De kraag van de jas staat omhoog. Deel van een trui of jas dat om je arm heen zit. De mouwen van de trui zijn tekort. Kleding voor meisjes/vrouwen in plaats van een broek. De vrouw draagt een lange rok. Kleding voor je bovenlijf. Mijn trui heeft lange mouwen

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 4 Aantrekken van kleren. Ga jij je kleren eens aandoen! Nieuwe bomen of struiken planten De mannen gaan nieuwe struiken aanplanten. De bloem van een vruchtboom. De appelboom zit vol bloesem.

De handschoen De kleding De kous Sproeien verkleden

Groep 4 De bliksem De dauw De druppel De hagel Het jaargetijde Het najaar De neerslag Het onweer De regen

Groep 4 De droogte Heet De hitte De orkaan De storm Stormen De warmte

Kleding voor je handen. Ik draag mijn handschoenen in de sneeuw. Kleren Ik heb allemaal nieuwe kleding gekregen. Lange sok De kousen zijn lekker warm. Langzaam water gieten Vader sproeit de planten in de tuin. Andere kleren aantrekken. Voor de gymles gaan we ons verkleden.

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 4 Lichtflits Ik zie de bliksem in de lucht. Waterdruppels die je ’s ochtends in het gras ziet. De dauw kun je zien in het spinnenweb. Heel klein beetje water Er hangt een druppel water aan de kraan. Ronde korreltjes ijs. Als het koud is valt er soms hagel uit de lucht. Tijd van het jaar.(lente/zomer/herfst/winter) Welk jaargetijde is het? De herfst In het najaar vallen de bladeren van de bomen. Regen,sneeuw of hagel dat uit de lucht valt. Er is veel neerslag gevallen vandaag. Gedonder in de lucht Ik werd wakker van het onweer. Waterdruppels die uit de lucht vallen. Er liggen veel plassen op straat door de regen.

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 5 Er valt geen regen De periode van droogte duurte lang. Warm In de zomer is het vaak heet. Warmte Pffff wat een hitte. Harde storm. De orkaan maakte alle huizen kapot. Harde wind. Door de storm vielen veel bomen om. Hard waaien. Het bleef maar stormen. Als het buiten warm is. Ik heb last van de warmte en ga zwemmen.

hard

Hevig,erg Het waaide hard tijdens de storm.

Groep 4 Dooien

WOORDENSCHAT THEMA 3 LES 6 Smelten. Toen het warmer werd ging de sneeuw dooien. Soort heuvel die ons tegen de zee beschermt. Bij de zee lopen we over de dijk. Donker Het is duister in de nacht. Niet warm. Het vriest en ik heb het koud. Bal gemaakt van sneeuw. De jongen gooit de sneeuwbal tegen het raam. Er valt sneeuw uit de lucht. Joepie het gaat sneeuwen. Klein stukje sneeuw. De sneeuwvlokken zitten op mijn muts. Behaarde huid van bv. Een schaap,geit,koe of hond. De vacht van het schaap word geschoren.

De dijk Duister Koud De sneeuwbal Sneeuwen De sneeuwvlok De vacht