I 6'utUB

4 downloads 111 Views 7MB Size Report
S.v.p. ,^j keer kopieeren. ~El^Ek22JjfoK2y/ DUBBELZIJDIG. Voorkant/achterkant op, DIK,. WIT / papier daarna-NJElTfcto-/ INBINDEN. I 6'utUB. Bij voorbaat dank ...
Aan: Re prut Van: Bibliotheek S.v.p. ,^j keer kopieeren ~El^Ek22JjfoK2y/ DUBBELZIJDIG Voorkant/achterkant op, DIK, WIT / papier daarna-NJElTfcto-/ INBINDEN

I 6'utUB Bij voorbaat dank

Milieubeoordeling & Milieurendement werkdocument 95.149x

Overzicht en actieprogramma van activiteiten m.b.t. milieubeoordeling en milieurendement n.a.v. de workshop milieubeoordeling (24-2-1995)

Auteurs: Leo Breedveld Richard Boulan Henk Senhorst

oktober 1995 RIZA, Lelystad werkdocument 95.149x

Inhoudsopgave 1

Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Probleemstelling 1.3 Werkwijze & Leeswijzer

4 4 5 6

2

Milieubeoordeling: toepassingsvelden van milieu- en economische analyses 2.1 Technologisch onderzoek (SPA) 2.2 Watersysteemverkenningen (WSV) 2.3 Beleidsvoorbereiding communaal afvalwater 2.4 Diffuse bronnen (DBR) 2.5 Sanering waterbodems (POSW) 2.6 Advisering vergunningverlening bedrijfstakken 2.7 Advisering vergunningverlening individuele bedrijven

7 8 10 11 12 13 14 16

3

Prioritering & milieurendement 3.1 Definitie en omschrijving van het begrip milieurendement 3.2 Overzicht prioriteringsmethoden 3.3 Discussie: dilemma's m.b.t. milieurendement

17 18 19 23

4

Overzicht afgeronde, lopende projecten en actiepunten 4.1 Overzicht van afgeronde projecten 4.2 Overzicht lopende activiteiten 4.3 Overzicht voorgestelde actiepunten

25 25 25 26

5

Nabeschouwing en vervolg

28

Literatuur

30

Bijlage 1: verslag van de workshop (24-2-1995)

32

Bijlage 2: speerpuntnotitie 'Milieurendement'

38

Samenvatting In dit document wordt, naar aanleiding van de workshop 'Milieubeoordeling', ingegaan op een aanzet, nadere strategische invulling van de discussies en actiepunten rond milieubeoordeling en milieurendement. Dit document is een vervolg op het werkdocument 'voorbereidende stukken en verslag van de workshop milieubeoordeling'. De speerpuntnotitie 'milieurendement' sluit perfect aan op deze twee documenten, en kan als alternatieve samenvatting worden gelezen (zie bijlage 2). Het doel van dit document is het geven van een aanzet, nadere strategische invulling aan de discussies en actiepunten waaraan men in de workshop 'milieubeoordeling' nog niet is toegekomen. Het betreft hier de toepassingsmogelijkheden van milieu- en een economische analyses binnen de verschillende werkvelden van het RIZA en de discussies rond de diverse prioriteringsmethoden en het begrip milieurendement. Een nevendoel is het geven van een overzicht van de huidige activiteiten op dit gebied. Een aantal relevante toepassingsmogelijkheden van een milieu- en een economische analyses binnen de verschillende werkvelden van het RIZA worden hieronder per hoofdproject aangestipt. 1. Technologisch onderzoek. Methodiekontwikkeling milieukundige analyses. 2. Beleidsvoorbereiding communaal afvalwater en WSV. Gedachtenvorming rond prioriteringsmethode voor het afwegen van maatregelen t.a.v. communaal afvalwater. 3. Diffuse bronnen. Het toepassen van milieubeoordeling voor produkten die een relevante diffuse wateremissie veroorzaken, en vervolgens het implementeren van de resultaten in het huidige beleid. Methodiekontwikkeling ter bepaling van draagvlak van burgers (ook van toepassing bij punt 2: beleidsvoorbereiding communaal afvalwater). 4. Sanering waterbodems (POSW). Methodiekontwikkeling en toepassing milieubeoordeling ten behoeve van de keuze van saneringsmethoden. 5. Advisering vergunningverlening. Het uitvoeren van een integrale studie ten behoeve van de advisering in het kader van de (integrale) vergunningverlening (CUWVO, NER). Inventarisatie kosten van milieumaatregelen. Informatie-overdracht richting waterkwaliteitsbeheerders. De milieu- en economische analyses vormen de bouwstenen voor prioriterings- en milieurendementsmethoden. Hiermee is de relatie gelegd deze analyses en prioriteringsmethoden. In dit document wordt kort ingegaan op de volgende prioriteringsmethoden: Reim, Primavera, Spring, de Amsterdamse methode, de prioriteringsmethode van de provincie Zuid-Holland en de methode van Billiton. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal discussies met betrekking tot milieurendement: wil men een effectief of een efficient milieu-/waterbeleid, wat betekent dit voor de stand der techniek (voor water), en welk (beleids- en economisch) instrumentarium hoort bij deze keuzen? Voorzover deze vragen niet worden beantwoord, zijn hiervoor actiepunten geformuleerd. Het werkdocument besluit met het geven van een overzicht van de afgeronde en lopende projecten en een actieprogramma met betrekking tot milieubeoordeling, gevolgd door een nabeschouwing. Hierin worden de betrokken projecten uitdrukkelijk uitgenodigd voor het oppakken van de actiepunten uit het actieprogramma. Tenslotte wordt aanbevolen, met name ten behoeve van de initiatie en coordinatie van de projecten, om drie trekkers te benoemen voor de methodiekontwikkeling van milieukundige en economische analyses en het uitwerken van beleidsvragen en de implementatie hiervan in het huidige beleid.

1

Inleiding

1.1 Aehtergrond Op 24 februari 1995 is intern het RIZA een workshop gehouden over het onderwerp milieubeoordeling. De term 'milieubeoordeling' duidt in dit verband zowel op een milieukundige als een economische beoordeling. Verder kan 'beoordeling' breder worden opgevat dan sec het geven van een ultiem eindoordeel. het gaat ook over het structureren en aggregeren van informatie waarop het eindoordeel kan worden gebaseerd. Het doel van de workshop was het onderzoeken van de bruikbaarheid van beoordelingsmethoden binnen het werkveld van het RIZA voor de beoordeling van milieumaatregelen op basis van milieueffecten en economische draagkracht. Tijdens deze workshop zou, naast milieubeoordeling in het algemeen, ook worden ingegaan op vraag welke rol de instrumenten LCA1 en MIOW2 hierbij kunnen spelen. Hiertoe was in de voorbereidende stukken door de auteurs een tabel opgenomen, waarin een voorzet werd gegeven voor de bruikbaarheid van deze instrumenten (tabel 1.1). Tijdens de workshop is deze tabel onvoldoende aan de orde gekomen. Verder kwamen een aantal andere vragen en discussies naar boven die raakvlakken vertoonden met het onderwerp milieubeoordeling, zonder dat hierop een antwoord werd gegeven of hierover consensus werd bereikt. Kortom, reden genoeg om een vervolg te geven aan de workshop in de vorm van een werkdocument. Dit werkdocument valt uiteen in twee delen. Eerst wordt ingegaan op de bruikbaarheid van LCA en MIOW voor de verschillende beleidsterreinen van het RIZA (hoofdstuk 2). Per werkveld worden afgeronde projecten, lopende projecten en actiepunten aangegeven. Vervolgens wordt ingegaan op methoden voor het prioriteren van milieumaatregelen en het begrip milieurendement3 (hoofdstuk 3). Deze laatste onderwerpen kwamen bij de discussies tijdens de workshop naar voren, maar konden onvoldoende worden uitgewerkt.

i

Een LCA (levenscyclusanalyse) is een methode om de milieubelasting van een produkt of proces over de gehele keten, van wieg tot graf, in kaart te brengen. De milieubelasting wordt uitgedrukt in diverse milieu-effecten.

2

De MIOW-analyse is een geautomatiseerd expertsysteem waarmee op basis van kwantitatieve en kwalitatieve economische gegevens uitspraken worden gedaan over de bedrijfseconomische gevolgen van kostenstijgingen als gevolg van milieumaatregelen. Milieurendement is de kosteneffectiviteit van milieumaatregelen die de relatie weergeeft tussen de verrichte inspanning gemeten in kosten en het bereikte milieu-effect.

Tabel 1.1: Bruikbaarheid LCA & MIOW binnen het werkveld van het RIZA [1]. milieu-analyse (LCA)

economische analyse (MIOW)

(+)

+

+

0

(+)

+

vergunningverlening specifieke bedrijven

9

(+)

technologisch onderzoek (SPA)

+

0,?

toepassingsgebieden binnen het RIZA watersysteemverkenningen (WSV) sanering waterbodems (POSW) vergunningverlening bedrijfstakken

o,?

diffuse bronnen (DBR) beleidsvoorbereiding communaal afvalwater + 0 (+) ?

( + )/?

0.?

wordt toegepast n.v.t. potentieel toepasbaar maar gebeurt nog niet onbekend

1.2 Probleemstelling Doelstelling Het doel van dit document is een aanzet, nadere strategische invulling te geven aan de discussies en actiepunten waaraan men in de workshop 'milieubeoordeling' nog niet is toegekomen. Het betreft hier de toepassingsmogelijkheden van een milieu- en een economische analyse binnen de verschillende werkvelden van het RIZA (zie tabel 1.1) en de discussies rond de diverse prioriteringsmethoden en het begrip milieurendement. Een nevendoel is het geven van een overzicht van de huidige activiteiten op dit gebied. Afbakening De workshop 'milieubeoordeling' verbreedde zich tot een viertal. aan het thema milieubeoordeling gerelateerde, discussies: positie RIZA/waterkwaliteitsbeheerder, emissiebeleid versus immissiebeleid, integratie WM- en Wvo-vergunningverlener en milieurendement. Op de eerste drie discussiepunten zal niet verder worden ingegaan. Deze worden reeds in de hiervoor bestaande overlegkaders gevoerd. Het vierde discussiepunt, prioritering en milieurendement, zal in dit document wel verder worden uitgewerkt.

1.3 Werkwijze & Leeswijzer Een groot deel van de werkzaamheden met betrekking tot dit document zijn uitgevoerd in verband met de workshop milieubeoordeling, 24-2-1995. Zo zijn met een aantal mensen die werkzaam zijn binnen verschillende werkvelden van het RIZA, voorgesprekken gevoerd over milieubeoordeling in het algemeen. Verder was de workshop en de vragen die deze opriep de directe aanleiding om over te gaan tot het schrijven van dit document. De auteurs hebben getracht de relevante punten uit de workshop te synthetiseren en overzichtelijk weer te geven. Hierbij zijn bij de verschillende werkvelden van het RIZA telkens een aantal actiepunten gekoppeld. Het doel van de actiepunten is het signaleren van aandachtspunten en het geven van een eerste aanzet voor de uitwerking hiervan. Bij ieder actiepunt staan vervolgens de betrokkenen genoemd die verder verantwoordelijk worden geacht voor de verdere uitvoering hiervan. Uiteraard zijn, alvorens dit werkdocument is uitgebracht, een aantal personen, met name degene die bij de uitvoering in beeld komen, geraadpleegd en zijn hun commentaar en aanvullingen verwerkt. Het achtergrondmateriaal voor dit document vormt het werkdocument 'voorbereidende stukken en verslag workshop milieubeoordeling' (Breedveld, 1995). In het voorbereidende document wordt uitvoerig ingegaan op de MIOW-analyse en de LCA-methode. Indien er geen mogelijkheid bestaat om dit document door te nemen, dan kan ter vervanging ook het verslag van de workshop worden gelezen (bijlage 1). In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de verschillende toepassingsgebieden van milieubeoordeling binnen het werkveld van het RIZA. Hoofdstuk 3 behandeld het begrip milieurendement en gaat in op een aantal prioriteringsmethoden. In hoofdstuk 4 is schematisch een overzicht opgenomen van alle lopende activiteiten en voorgestelde actiepunten op het gebied van milieubeoordeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 een nabeschouwing gegeven, waarin ondermeer wordt ingegaan op vraag op welke wijze de actiepunten verder kunnen worden opgepakt en uitgewerkt.

2

Milieubeoordeling: toepassingsvelden van milieu- en economische analyses In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende toepassingsvelden binnen het RIZA van milieu- en een economische analyses (paragrafen 2.1 t/m 2.7). Voor ieder toepassingsgebied wordt een globaal beeld gegeven, waarna een overzicht wordt geschetst van de afgeronde projecten, de lopende projecten en de actiepunten. Alvorens hiertoe wordt overgegaan, worden eerst een aantal relevante aspecten die een rol spelen bij het uitvoeren van milieu- en economische analyses, in relatie gebracht met de verschillende fasen in de beleidscyclus. De factoren die een belangrijke rol spelen zijn: de functie van het instrument (signalering. inventarisatie, structurering, communicatie), het gebruik van het instrument (intern, extern), de mate van detail (globaal. gedetailleerd) en bij wie het initiatief, de verantwoordelijkheid voor het gebruik van het instrument ligt (overheid, vervuiler). Deze factoren kunnen in relatie worden gebracht met de verschillende fasen in de beleidscyclus. In figuur 2.1 is getracht dit schematisch weer te geven, waarbij slechts kan worden ingegaan op enkele algemeenheden. Bij het gebruik van een instrument is het echter wel van belang te realiseren hoe deze factoren zijn ingevuld. Deze bepalen namelijk het doel, de omvang en de te leveren inspanning t.a.v. het gebruik van het instrument. Uitgaande van figuur 2.1 kunnen enkele specifieke opmerkingen worden gemaakt ten aanzien van de MIOW-analyse en de LCA-methode. Het gebruik van de MIOW-analyse bevindt zich met name in fase van de beleidsuitvoering. In algemene zin kan vervolgens uit de figuur worden opgemaakt dat de MIOW veelal extern, voor communicatie naar buiten, wordt gebruikt, dient als structurerings- en communicatiemiddel, redelijk gedetailleerd is en dat de uitvoering veelal bij de vervuiler ligt. De LCA-analyse wordt daarentegen tijdens meerdere fasen in de beleidscyclus toegepast. Bij LCA's kan onderscheidt worden gemaakt tussen verschillende niveaus van uitvoering/detaillering (methodologisch is er geen verschil): een quick scan, een voorstudie en een gedetailleerde studie. De mate van detaillering van een LCA-studie verloopt veelal analoog met de verschillende fasen uit de beleidscyclus. Figuur 2.1:

Een viertal relevante aspecten die een rol spelen bij het uitvoeren van milieuen economische analyses, in relatie tot de verschillende fasen in de beleidscyclus.

fase in de beleidscyclus

onderzoek

beleidsvoorbereiding

beleidsuitvoering

functie van het instrument

signalering inventarisatie structurering

gebruik van het instrument

intern

mate van detail

globaal

initiatief/verantwoordelijkheid

overheid/vervuiler

communicatie extern gedetailleerd vervuiler

2.1 Technologisch onderzoek (SPA) Het SPA programma heeft uiteindelijk ten doel het terugdringen van de verontreiniging van het oppervlaktewater. Hierbij richt SPA zich met name op het stimuleren van technologische ontwikkelingen op het gebied van schone produktie processen, schone produkten, industriele afvalwaterbehandeling en communale afvalwaterbehandeling. Binnen het programma-onderdeel SPA*schotech bestaat de onderzoekslijn "uitwerking methodische aspecten van de milieubeoordeling". Dit onderwerp vloeit voort uit de grote behoefte voor het maken van een milieubeoordeling m.b.t schone technologieen, milieumaatregelen, afvalwaterzuiveringstechnieken, maar ook produkten (diffuse bronnen). Voor het maken van een milieubeoordeling wordt sinds drie jaar het instrument LCA gebruikt. Uit de opgedane ervaring komen een aantal knelpunten naar voren die het gebruik van de LCA nu nog beperken. De gesignaleerde knelpunten dienen verder uitgewerkt te worden opdat een gedegen milieubeoordeling kan worden uitgevoerd. Twee belangrijke knelpunten zijn de weergave van de afvalfase van langcyclische produkten en de normalisatie van de resultaten. Vanuit de workshop is hier ook het ontbreken van doelstellingen/duurzaamheidsniveaus voor bepaalde milieueffecten aan toegevoegd. Verder kan ook de weergave van het milieueffect aquatische toxiciteit in de LCA-methode worden verbeterd. Momenteel worden stoffen geclassificeerd m.b.v. een soort MTR-methode. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de verspreiding, afbraak en blootstellingsroutes van stoffen. Momenteel loopt bij het RIVM een actie om de weergave van het milieueffect ecotoxiciteit te verbeteren. Afgeronde projecten - Rijke, J. de & R.H.J. Korenromp, 1994. Milieugerichte levenscyclusanalyse dakgootsystemen. Tauw Milieu B.V., rapport nr. 3296121, Deventer. - Senhorst, H., 1993. Levenscyclusanalyse van vijf typen bermbeveiliging, voorstudie. RIZA, Lelystad. - Senhorst, H., 1993. Levenscyclusanalyse van vier typen waterleiding, voorstudie. RIZA, Lelystad. - Boncz, M.A. & L.W. Breedveld, 1994. Levenscyclusanalyse van vier technieken voor cyanide-ontgifting, voorstudie. Werkdocument: 94.155X, RIZA, Lelystad. - Presentatie 'LCA of wastewater treatment techniques' t.b.v. IAWQ-congres (EMP). Lopende projecten - Inschatting milieueffecten afvalfase langcyclische produkten (EMP, EMM). Voor een aantal bouwmaterialen geldt dat er momenteel veel ontwikkelingen gaande zijn t.a.v. hergebruik en recycling. Omdat deze materialen vaak een levensduur hebben van 20 tot 25 jaar is het voor de beoordeling van het huidige produktgebruik van belang een goede inschatting te maken van de toekomstige vormen van afvalverwerking. Dit project wordt voorjaar '96 afgerond. - Implementatie UBS in LCA-methode (WSC, RIVM). In de huidige classificatiemethode voor aquatisch toxiciteit wordt verspreiding van stoffen in het biotische milieu niet meegenomen. Momenteel loopt er een actie bij het RIVM om het verspreidingsmodel van het Uniform Beoordelingssysteem Stoffen in het classificatiemodel in te bouwen. Vanuit WSC wordt hier begeleiding aangegeven. - Werkdocument milieubeoordeling (EMP, EMM, WSL). 8

- Verbeterde normalisatie t.b.v. de LCA-methode (EMP, EMM). Ten behoeve van een inzichtelijke presentatie is het zaak dat de resultaten van een LCA in begrijpelijke eenheden worden uitgedrukt. Dit geschiedt door de resultaten uit te drukken als het aandeel in een bepaald referentie-niveau van milieuvervuiling. Deze normalisatie-stap is met name van belang waar meerdere milieueffecten tegelijkertijd van belang zijn (b.v. waterverontreiniging en energiegebruik of afvalproduktie). Uitbesteding wordt voorzien aan het eind van '95, oplevering van het eindresultaat een jaar later. Het project zal worden uitgevoerd in samenwerking met VROM/RIVM. - Levenscyclusanalyse van enkele waterzuiveringstechnieken ( EMM, EMP). Ten behoeve van de huidige vergunningverlening en het richting geven aan het onderzoekprogramma SPA is het noodzakelijk meer inzicht te krijgen in de milieueffecten van zuiveringstechnieken. Gebleken is dat de verschuiving van effecten naar andere compartimenten momenteel onvoldoende bekend is. De benodigde informatie zal verzameld worden voor een beperkt aantal technieken (scheidingstechnieken), en er zal ervaring opgedaan worden hoe zuiveringstechnieken het beste beoordeeld kunnen worden. Een meer gestandaardiseerde methode om in de toekomst zuiveringstechnieken te beoordelen zal onderdeel van het eindresultaat uitmaken. Indien mogelijk worden gegevens over kosten nu reeds zoveel mogelijk meegenomen. Actiepunten - Brede inventarisatie van milieu- en kostenaspecten (milieurendement) van zuiveringstechnieken. Op het moment wordt er een inventarisatie uitgevoerd van de binnen RIZA beschikbare kennis m.b.t. een aantal concentratietechnieken. Een voorlopige conclusie daarvan luidt, dat er behoefte is aan meer informatie op het gebied van milieu-effecten en vooral kostenaspecten. In aansluiting op dit project dient informatie van milieu- en kostenaspecten van een selectie van meest relevante/interessante zuiveringstechnieken verzameld te worden. Het cluster zuiveringstechnieken lijkt het meest geschikt om dit onderwerp op te pakken, in samenwerking met EMM. - Opstellen van doelstelling/duurzaamheidsniveau voor het milieueffect aquatische toxiciteit in de LCA-methode. Voor aquatische toxiciteit ontbreken, in tegenstelling tot een aantal andere milieueffecten, kwantitatieve (beleids-)doelstellingen. Dit leidt ertoe dat in de laatste stap van een milieubeoordeling geen kwantitatieve vergelijking gemaakt kan worden tussen milieu-effecten onderling. Deze wegingsstap wordt momenteel door DGM/RIVM verder uitgewerkt. Naast toetsing aan doelstellingen wordt daarbij ook gedacht aan toetsing aan duurzaamheidsnivo's. Het is van belang om vanuit RIZA deze ontwikkelingen voor wat betreft waterverontreiniging actief aan te sturen. Een tweetal aanknopingspunten hiervoor zijn het project 'kwantificering duurzaamheidniveaus (VROM/DGM), en het eco-indicator project.

2.2 Watersysteemverkenningen (WSV) In de WSV studies wordt getracht voor verschillende doelgroepen de kosten en effecten van verschillende beleidscenario's (b.v. voortzetting huidig beleid, schone technologie) voor de komende 10-20 jaar te bepalen. Daarvoor worden de kosten van te treffen maatregelen in verschillende bedrijfstakken bij verschillende scenario's geschat. De ideeen over een integrale afweging van maatregelen zijn binnen WSV nog niet zo ver ontwikkeld. In een eerder stadium zijn wel 30 'WSV-stoffen' geselecteerd, op basis van expert opinion, waarmee is getracht te komen tot een brede dekkingsgraad van de waterproblemen ten gevolge van deze stoffen. Binnen WSV vindt geen afweging plaats tussen verschillende milieucompartimenten, behalve in incidentele gevallen waarbij een integrale afweging noodzakelijk is. Een voorbeeld hiervan is de produktvergelijking d.m.v. een quick scan tussen een zinkanode en een opgedrukt stroomsysteem t.b.v. van de WSV-scheepvaart studie (Breedveld, 1994). In het kader van WSV wordt, naast de effecten, ook gekeken naar de economische gevolgen van maatregelen voor bedrijven en bedrijfstakken. In 1991 zijn voor enkele bedrijfstakken draagkracht-studies uitgevoerd m.b.v. de MIOW-analyse. Daarnaast is voor de textielindustrie een vergelijking uitgevoerd tussen MIOW en BEAM (RIZA, 1994) en voor de glastuinbouw is een vergelijking uitgevoerd tussen MIOW en de LEI-methode (RIZA, 1993), (LEI, 1993). De verschillende methodes bleken tot vergelijkbare uitspraken te leiden. Verder zijn MIOW-studies uitgevoerd naar de scheepswerven, auto bedrijven, de kunstmestindustrie en de basismetaalindustrie. De bepaling van de kosten van maatregelen vormt in het algemeen nog een knelpunt. Een aantal jaren geleden was er nog weinig bekend over de kosten van milieumaatregelen. Daar komt langzaam verandering in. Het bepalen van de kosten van een end-of-pipe saneringstechniek levert doorgaans weinig problemen op. Binnen WSV is daartoe door Haskoning een soort kostenmodel voor saneringstechnieken ontwikkeld (RIZA, 1995). Moeilijker wordt het wanneer er sprake is van kosten die worden gevormd door noodzakelijke aanpassingen in de infrastructuur of het proces om een techniek toe te passen of het vervroegd afschrijven van nog niet afgeschreven procesonderdelen. Over deze kosten is weinig bekend. Bij procesgei'ntegreerde maatregelen waarbij meerdere doelen gediend worden, bijvoorbeeld proces-/produktoptimalisatie, is het vaak moeilijk aan te geven welk deel van de kosten kan worden aangemerkt als milieumaatregel. Ook bij maatregelen voor diffuse bronnen zal het moeilijk blijven de kosten en de wijzen van doorberekenen te bepalen. De kosten van milieumaatregelen (en de jaarlijkse lasten die daaruit voortvloeien) worden sterk bepaald door de gehanteerde rentepercentages, de afschrijvingstermijnen en de keuze welke kosten nog precies worden toegerekend aan een milieumaatregel (is een vervangingsinvestering als geheel een milieumaatregel, of slechts dat gedeelte extra ten opzichte van een conventionele investering, of mag een nieuwe installatie als gangbare 'stand der techniek' worden beschouwd?). Door het ministerie van VROM is daarom een methodiek ontwikkeld (VROM, 1994), waarin een standaard wordt gegeven voor het bepalen van de kosten van milieumaatregelen. Ook deze methode is echter niet onomstreden.

10

Afgeronde projecten - RIZA, 1994. MIOW- en BEAM-analyse van de textielindustrie. Werkdocument 94.147x, RIZA, Lelystad. - RIZA, 1993. MIOW-analyse voor de glastuinbouw. Werkdocument 93.152x, RIZA Lelystad. - Inventarisatie van kosten van milieumaatregelen in diverse WSV-studies. - Breedveld, memo l-12-'94. Quick scan zinkanode versus opgedrukt stroomsysteem t.b.v. WSV-scheepvaart studie. - LEI, 1993. Financiele gevolgen van milieumaatregelen voor glastuinbouwbedrijven. - RIZA, 1995. KOSMOS, kostenmodel voor saneringstechnieken (Haskoning). Actiepunten - Prioritering van maatregelen binnen WSV. Op een gegeven moment zullen maatregelen binnen WSV moeten worden geprioriteerd op basis van ondermeer emissies en kosten. Hierbij is het noodzakelijk dat emissies op een bepaald geaggregeerd niveau worden weergegeven. Er dient verkend te worden in hoeverre de LCA-methode hiervoor een geschikte benadering kan zijn. - Voorbeeld van een incidenteel geval waarbij een integrale afweging een rol speelt. Bij een aantal maatregelen binnen WSV speelt een integrale afweging (tussen water, bodem en lucht) een belangrijke rol. Evenals de produktvergelijking tussen de zink-anode en het opgedrukt stroomsysteem, kunnen voor een aantal maatregelen, indien gewenst, het integrale plaatje worden doorgerekend.

2.3 Beleidsvoorbereiding communaal afvalwater Ten behoeve van de beleidsvoorbereiding ten aanzien van communaal afvalwater worden momenteel mogelijke maatregelen geinventariseerd (bijvoorbeeld bronmaatregelen versus toegevoegde maatregelen, 4de trap zuivering). Hierbij worden nieuwe bronnen en relaties tussen bronnen verkend. Ook wordt gekeken naar een verdere optimalisatie van zuiveringssytemen. Het model Promise levert de basisinformatie. Belangrijke informatie is het effect, de kosten en het milieurendement van een maatregel. De keuze voor een methode t.b.v. een afweging op basis van milieurendement staat nog open. Ideeen voor een afwegingsmethode zijn nog heel pril. Het model Spring is slechts voor een beperkt gebied toepasbaar. Het model Primavera is slechts een raamwerk, waardoor afhankelijk van de input, iedere gewenste output kan worden verkregen. Er is wel een grote behoefte aan een gestructureerde methode voor de afweging van maatregelen. De realisatie van een dergelijke methode is een iteratief proces. Als eis hieraan kan worden gesteld dat de methode inzichtelijk moet zijn, zodat de uitkomst, indien nodig, altijd kan worden gecorrigeerd. De doelgroep is zeer breed (breder dan hoofddirectie en water alleen). Het is denkbaar dat een LCA-achtige methode een gewenste benadering kan zijn voor het prioriteren van maatregelen voor communaal afvalwater. MIOW is geen geschikte methode om te toetsen of de kosten van maatregelen voor communaal afvalwater financieel economisch haalbaar moeten worden geacht of niet. Er bestaat wel een behoefte aan een methode om de draagkracht van veelal burgers m.b.t. maatregelen voor communaal afvalwater in te schatten (zie actiepunt diffuse bronnen).

11

Actiepunten - Nadere gedachtenvorming rond prioriteringsmethode voor het afwegen van brongerichte maatregelen versus zuiveringsmaatregelen t.a.v. communaal afvalwater. De prioriteringsmethode dient ook geschikt te zijn voor een afweging op plaatselijk niveau. Voor wat betreft de vergelijking/milieubeoordeling van verschillende zuiveringstechnieken kan samenwerking worden gezocht met het cluster zuiveringstechnieken en EMM.

2.4 Diffuse bronnen (DBR) Het programma diffuse bronnen heeft ten doel het terugdringen van de verontreiniging van het oppervlaktewater veroorzaakt door diffuse bronnen. Het programma richt zich daarbij sterk op de implementatie van maatregelen m.b.t. diffuse bronnen, waaronder een aantal (consumenten)produkten kunnen worden genoemd, zoals dakgoten (TAUW, 1994), waterleidingen (Senhorst, 1993) en vangrails (Senhorst 1993). De milieueffecten van produkten die diffuse emissies veroorzaken (inclusief produktalternatieven) kunnen worden bepaald d.m.v. LCA's. Deze informatie kan zorgdragen voor de onderbouwing van de keuze van alternatieve produkten (bv. overschakeling op alternatieve produkten, produktverbetering). Het bepalen van de kosten van maatregelen kan lastig zijn (moet worden uitgegaan van de vervangingskosten of van de kosten voor nieuwbouw?). Een groter probleem is echter het bepalen van draagkracht van de burger voor het nemen van maatregelen. De draagkracht is ondermeer afhankelijk van de voorkeur van burgers voor milieuvriendelijke produkten en het deel van het inkomen dat men aan deze produkten wil besteden. Wellicht is de draagkracht nog het beste te vergelijken met andere uitgaven voor milieumaatregelen, zoals bijvoorbeeld rioleringsheffingen. Hierbij dient zoveel mogelijk het principe 'de vervuiler betaalt' te worden gehanteerd. Hierbij is draagvlak en externe communicatie met betrekking tot de te nemen maatregelen zeer relevant. Een vergelijking van de kosten met maatregelen op geheel ander gebied (bijvoorbeeld industrie) is alleen mogelijk op basis van milieurendement (kosteneffectiviteit). Milieurendement kan derhalve een belangrijke parameter zijn voor de beoordeling van maatregelen ter reductie van diffuse verontreinigingen. Ook bij diffuse bronnen is MIOW geen geschikte methode voor het afwegen van de financiele aspecten, om dezelfde redenen als in de vorige paragraaf zijn genoemd. Afgeronde projecten - Rijke, J. de & R.H.J. Korenromp, 1994. Milieugerichte levenscyclusanalyse dakgootsystemen. Tauw Milieu B.V., rapport nr. 3296121, Deventer. - Senhorst, H., 1993. Levenscyclusanalyse van vijf typen bermbeveiliging, voorstudie. RIZA, Lelystad. - Senhorst, H., 1993. Levenscyclusanalyse van vier typen waterleiding, voorstudie. RIZA, Lelystad. Lopende projecten - Uitvoeren van een milieubeoordeling vangrails (EMM, EMB, DWW). Binnen het project Mi-rail wordt gekeken naar alternatieve materialen voor vangrails. Deze actie is een vervolg op de voorstudie van Senhorst.

12

- Uitvoeren van een milieubeoordeling dakgoten (EMC, EMP). Als vervolg op de voorstudie naar alternatieve dakgoten voor de zinken dakgoot, wordt in de tweede helft van 1995 een gedetailleerde LCA-studie uitgevoerd naar dakgoten. De resultaten dienen informatie te geven ter ondersteuning van de keuze van alternatieve dakgoten. De LCA-studie wordt voorjaar 1996 afgerond. Actiepunten - Uitvoeren van een milieubeoordeling waterleidingen (EMM, EMB). Evenals voor de dakgoten is ook voor de waterleidingen een vervolg studie gepland. Deze gedetailleerde LCA is gepland in de tweede helft van 1995 en wordt in het voorjaar 1996 afgerond. - Ontwikkeling van een methode voor de bepaling van de draagkracht van burgers voor het nemen van milieumaatregelen. Bij de afweging van milieumaatregelen die door burgers dienen te worden genomen, zoals bij veel diffuse bronnen het geval is, speelt de draagkracht van de burger een belangrijke rol. Er dient een methode te worden ontwikkeld, en/of een afweging te worden gemaakt wat redelijkerwijs nog wel aan milieumaatregelen kan worden gevraagd aan burgers en wat niet. Deze methode kan ook bruikbaar zijn voor het afwegen van maatregelen m.b.t. communaal afvalwater.

2.5 Sanering waterbodems (POSW) Binnen het project POSW richten de huidige activiteiten zich op het opschalen van saneringstechnieken waarbij zowel naar de afzonderlijke technieken wordt gekeken als naar de ketens van technieken. Hierbij dienen verschillende saneringsvarianten te worden beoordeeld, maar ook de nuloptie, niet saneren, wordt in de afweging meegenomen. Belangrijke aspecten bij de beoordeling van de sanering van waterbodems zijn: - er treedt altijd verplaatsing van effecten op naar andere milieucompartimenten. - de kosten van sanering zijn erg hoog. - op nationaal niveau zal de vraag waarschijnlijk worden gesteld of het geld niet beter kan worden besteed (kosteneffectiviteit). Om aan deze aspecten aandacht te kunnen geven is er behoefte aan een afwegingsinstrument op algemeen niveau met een breed draagvlak. Hiervoor wordt binnen de beslissystematiek waterbodems de LCA-methode gebruikt. Een eerste verkenning naar het toepassen van de LCA-methode voor de beoordeling van saneringstechnieken van waterbodems bracht een aantal knelpunten aan het licht die verder dienen te worden uitgewerkt. Het betreft de volgende knelpunten: - gemeten ecotoxicologische data m.b.t. de waterbodem passen niet in de LCA-methode. - het milieu-effect ruimtebeslag kan niet worden meegenomen. - normalisatie op wereldschaal geeft geen goed inzicht. Normalisatie op nationaal niveau heeft de voorkeur. - Het opnemen van tijdsafhankelijke milieueffecten is van belang (landfarming, stortplaatsen, verontreinigingen in waterbodems). Hiertoe dient het tijdsaspect in de LCAmethode te worden uitgewerkt.

13

De kostenberekening voor de sanering van waterbodems is veelal geen probleem. Deze kunnen simpel worden bepaald aan de hand van offertes van potentiele uitvoerders. De draagkracht wordt bepaald door het budget dat beschikbaar is voor de sanering van waterbodems. MIOW is in het kader van POSW geen geschikte methode. Milieurendement lijkt wel mogelijkheden te bieden om in de prioritering van methoden een rol te spelen. Afgeronde projecten - 'Levenscyclusanalyse en keuze saneringsmethode', H.T.M. van de Laar en R.H.J. Korenromp, TAUW milieu, juni '95. Lopende projecten - Handleiding bepaling milieu-effecten waterbodemsanering. Dit handboek moet aangeven hoe een concrete beoordeling van een saneringstechniek tot stand dient te komen. - Weergave ruimtebeslag als milieu-effect in levenscyclusanalyse Ruimtebeslag is een wezenlijk aspect bij bijvoorbeeld speciedepots en landfarming, maar kan op dit moment niet kwantitatief in een LCA meegenomen worden. Momenteel loopt er bij Dienst Weg- en Waterbouwkunde een project dat kwantificering van ruimtebeslag nastreeft. POSW/RIKZ begeleidt dit project. - Eigen beoordelingssysteem saneringstechieken. Het betreft hier de ontwikkeling van een beoordelingssysteem voor milieu-effecten parallel aan de LCA-methode. Het eigen systeem is primair opgezet vanuit de informatie zoals die beschikbaar komt bij uit te voeren saneringen, en maakt bijvoorbeeld expliciet gebruik van toxiciteitstesten voor water- en bodemorganismen. Een belangrijk probleem bij het opzetten van dit systeem is het aggregeren tot een beperkt aantal effectscores. Actiepunten - Uitwerken van een aantal knelpunten in de LCA-methode zoals het tijdsaspect (een aantal effecten van vervuilingen van saneringstechnieken is in een aantal gevallen nadrukkelijk van een tijdelijk karakter, terwijl andere effecten dat niet zijn) en het inbouwen van toxische effecten op het compartiment waterbodem en de resultaten van bioassays en uitloogtesten in de LCA-methode.

2.6 Advisering vergunningverlening bedrijfstakken Bij de waterkwaliteitsbeheerders heerst de overtuiging dat er moet worden toegewerkt naar een meer integrale aanpak van milieuproblemen. Binnen de CUWVO is de wens uitgesproken om in CUWVO studies meer aandacht te besteden aan een integrale aanpak. Daarnaast krijgt de integrale benadering steeds meer aandacht via de intentieverklaringen/BMP's en gecoordineerde vergunningaanvragen. Er is behoefte aan een methode waarmee de effecten van milieumaatregelen op een gestructureerde manier in kaart kunnen worden gebracht. LCA lijkt een geschikte methode om in b.v. CUWVO studies toe te passen. De rol van LCA als beslissingsondersteunend instrument in bedrijfstakstudies is het signaleren, structureren, kwantificeren en aggregeren van milieu-informatie. Bij toepassing van LCA kunnen echter een aantal kleine knelpunten naar voren treden, zoals bijvoorbeeld het nader kwantificeren van de normalisatie-stap (zie paragraaf 2.1). 14

In het waterkwaliteitsbeleid wordt bij het beoordelen van saneringsmaatregelen rekening gehouden met financieel/economische aspecten. De kosten van end of pipe maatregelen zijn relatief eenvoudig te bepalen. Voor procesgeintegreerde maatregelen zal moeten worden bepaald welk deel daarvan kan worden aangemerkt als milieumaatregel. Het is belangrijk om bij de bepaling van de kosten uit te gaan van een standaard methode, om de in verschillende situaties bepaalde kosten vergelijkbaar te laten zijn (zie § ....). Op dit moment is er (binnen RIZA) nog relatief weinig informatie bekend over de kosten van milieumaatregelen. Het verzamelen van die informatie verdient aandacht. Er is behoefte aan een methode waarmee een indruk kan worden verkregen of de kosten van maatregelen aanvaardbaar zijn. M.b.v. een MIOW studie kan een indruk worden gekregen over de economische situatie in een bedrijfstak (en wat een "normaal renderend bedrijf is) en het effect van de kosten van milieumaatregelen op die bedrijfseconomische situatie. Enkele kanttekeningen bij het uitvoeren van een MIOW studies : - een studie moet gebaseerd zijn op enkele jaren, om te grote invloed conjunctuurschommelingen te voorkomen; - een MIOW studie moet zoveel mogelijk gebaseerd zijn op openbare informatie; - er moet sprake zijn van een homogene bedrijfstak. De vraag is wie initiatief moet nemen tot een MIOW studie, de overheid of het bedrijfsleven. Bij bedrijfstakstudies in het kader van de beleidsvoorbereiding lijkt de overheid de aangewezen instantie, in het kader van vergunningverlening bij individuele bedrijven moet het initiatief liggen bij het bedrijf (zie paragraaf 2.7). Intussen heeft de provincie Gelderland het initiatief genomen om aan het IVM (ontwikkelaar van MIOW) opdracht te geven nog eens grondig naar de methode te kijken, het zgn. MIOW+ project. Doel van MIOW+ is om de methode gebruikersvriendelijker te maken, nog eens kritisch naar de opgenomen parameters en criteria te kijken en het model geschikt te maken voor gebruik door derden, b.v. vergunningverleners. Er worden naar verwachting geen principiele veranderingen in het model aangebracht. Het MIOW+ project wordt volgens planning in de zomer van 1995 afgerond. LCA en MIOW lijken goede mogelijkheden te bieden om meer vorm te geven aan de integrale aanpak bij bedrijfstakstudies. In een integrale afweging spelen echter meerdere factoren een rol. Dit doet de behoefte ontstaan aan prioriteringsmethoden, hierover wordt in hoofdstuk 3 meer gezegd. Afgeronde projecten: - MIOW studie scheepswerven. Lopende projecten - MIOW+ (Provincie Gelderland). Actiepunten - Informatie-overdracht richting waterkwaliteitsbeheerders (FWVO, CUWVO), weergave stand van zaken m.b.t. milieubeoordeling (EMM, EMP, WSL) - Proefproject, integrale studie, voor bijvoorbeeld doelgroepenstudie galvanische industrie waaruit naast CUWVO-aanbevelingen ook NER-richtlijnen worden afgeleid (EMC). - Informatie verzamelen over kosten van milieumaatregelen. 15

2.7 Advisering vergunningverlening individuele bedrijven Parallel aan de vergunningverlening bij bedrijfstakken speelt bij de vergunningverlening aan individuele bedrijven de integrale aanpak een steeds belangrijker rol. In het kader van bedrijfsmilieuplannen worden verschillende (door bedrijven zelf ontwikkelde) methoden voor het prioriteren van maatregelen naar voren gebracht (zie hoofdstuk 3). Deze methoden gaan er van uit de kosten en het effect van maatregelen bekend zijn. Juist m.b.t het verzamelen van informatie over kosten en effect kunnen LCA en MIOW een bijdrage leveren. Bij toepassing van LCA zullen dezelfde knelpunten naar voren komen als bij toepassing voor bedrijfstakken zijn gesignaleerd. Daarnaast blijkt het lastig lokale milieu-effecten af te wegen t.o.v. landelijke/mondiale milieu-effecten. Bij toepassing van LCA voor een specifiek bedrijf ontstaat veel behoefte aan specifieke informatie (plaatselijke doelstellingen), en tegelijkertijd aan een referentiekader. Bij toepassing van MIOW voor individuele bedrijven kunnen de volgende opmerkingen worden geplaatst: - Zonder een beeld van de situatie in de bedrijfstak zegt een MIOW studie van een bedrijf weinig. Er moet een referentie zijn waartegen de resultaten voor het specifieke bedrijf kunnen worden afgezet. Met name bij de procesindustrie met zeer specifieke bedrijven kan dit een knelpunt zijn. - Toepassing voor MIOW wordt gezien binnen het bestaande beleid. Het beleid bepaalt welke maatregelen moeten worden getroffen. M.b.v. een MIOW studie kan worden aangegeven of het noodzakelijk is en of het zinvol is om maatregelen te faseren (als uit een MIOW studie volgt dat een bedrijf iiberhaupt geen mogelijkheden heeft een maatregel uit te voeren heeft faseren geen zin, MIOW mag niet leiden tot afstel van maatregelen). - De bovenstaande opmerking impliceert dat het initiatief voor een MIOW studie bij een bedrijf zou moeten liggen. Het bedrijf moet aantonen waarom faseren van maatregelen noodzakelijk en zinvol is. - Er kunnen knelpunten optreden m.b.t. vertrouwelijkheid van informatie. Inzicht in de uitwerking van de studie is echter nodig om een goed oordeel te kunnen vormen. Alleen de conclusies van de MIOW studie geven daarvoor te weinig informatie. - Bij bedrijven die onderdeel uitmaken van een concern moet de bedrijfseconomische beoordeling op concern niveau plaatsvinden i.p.v. lokatieniveau. Lopende projecten: - MIOW+ (Provincie Gelderland). Actiepunten: - Informatie overdracht richting waterkwaliteitsbeheerders (FWVO. CUWVO), weergave stand van zaken m.b.t. milieubeoordeling.

16

3

Prioritering & milieurendement In alle geledingen van de maatschappij, van overheid, bedrijfsleven tot de individuele burger, worden prioriteiten gesteld ten aanzien van milieuproblemen. Hierbij worden keuzen gemaakt over te besteden budgetten ten behoeve van het verminderen en/of oplossen van milieuproblemen. In toenemende mate bestaat de wens om deze prioriteringen en keuzen kwantitatief te onderbouwen, waarbij ook rekening wordt gehouden met kwalitatieve aspecten. Er is een streven naar een hoog milieurendement, oftewel populair gezegd er bestaat de wens om de 'milieugulden' op een effectieve manier te besteden. Uit de noodzaak tot het stellen van prioriteiten, is een grote behoefte ontstaan aan beslissingsondersteunende prioriteringsmethoden. De ontwikkelingen op dit gebied, ter opvulling van deze behoefte, bevinden zich dan ook in een stroomversnelling. In het convenant tussen de Nederlandse gas- en aardoliemaatschappijen en de Nederlandse overheid is bijvoorbeeld afgesproken om gebruik te maken van Reim, een prioriteringsmethode voor milieumaatregelen op basis van milieurendement. Ook de provincie ZuidHolland maakt voor de invulling van haar beleid gebruik van een milieurendementsmethode, en heeft de resultaten hiervan zelfs al in de praktijk toegepast. Verder zijn ook in de water-wereld twee methoden ter prioritering van maatregelen ontwikkeld. Ten eerste Spring: een methode ter prioritering van rioleringsmaatregelen. Ten tweede Primavera: een raamwerk ter prioritering van maatregelen ten behoeve van het integraal waterbeheer. Tenslotte worden ook tijdens de onderhandelingen bij het opstellen van bedrijfsmilieuplannen diverse methoden naar voren geschoven. Milieurendement (lees kosteneffectiviteit) is echter niet het enige criterium voor het maken van een prioritering. Hierbij spelen ook de realiseerbaarheid en de mate van overeenstemming met duurzaamheidsprincipes een rol. Deze drie criteria kunnen weer verder worden uitgewerkt tot onderliggende criteria (zie figuur 3.1), (TNO, 1993). Figuur 3.1: Het wenselijkheidsdiagram voor milieumaatregelen (TNO, 1993).

mAeu-eftoct >fim maatregerf

gevolgen van maatregel voor het mrfieu

mtfieurendement van maatregel

/ wenseSjjkheid van maatregel

t fasten van maatregel Bconomische haalbaarrieid van maatregel

^"

roafiseertMarheid van maatregel

^

maaschappelijke haatoaajfieitj' van maatregel technotogiscfie naaJbaarneid van maatregel

mate van overeenaemming met (fcjijfzaamhetdspririapes

17

bednjtsinjpastiaartieid van maatregel

Paragraaf 3.1 geeft een definitie en een omschrijving van het begrip milieurendement. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de verschillende prioriteringsmethoden. Hierbij worden een aantal kenmerken van deze methoden. waaronder de bepalende criteria, tegen elkaar afgezet. Het is niet de bedoeling om uit deze methoden een geschikte methode voor het RIZA te kiezen en/of te abstraheren. Het gaat hierbij om het weergeven van de verschillende uitgangspunten, overwegingen, en toepassingsgebieden van de verschillende methoden. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de discussies/dilemma's rond het begrip milieurendement. Het milieurendement moet hierbij worden gezien als een van de criteria die een rol spelen bij de beoordeling/prioritering van milieumaatregelen. Tenslotte zijn aan het einde van dit hoofdstuk een aantal actiepunten opgenomen.

3.1 Definitie en omschrijving van het begrip milieurendement Het begrip milieurendement kan op verschillende manieren worden gei'nterpreteerd. Enerzijds kan het duiden op de effectiviteit van een maatregel en anderzijds kan het de efficientie van een maatregel weergeven. De effectiviteit van een maatregel richt zich op het halen van een beoogde reductiedoelstelling, waarbij geen relatie wordt gelegd met de te verrichten inspanningen. De efficientie van een maatregel streeft naar een maximale emissiereductie voor ieder te besteden 'milieugulden' of het realiseren van een beoogde reductiedoelstelling tegen minimale kosten. In dit document wordt uitsluitend uit gegaan van de laatste omschrijving. Milieurendement of kosteneffectiviteit slaat hier dus op de efficientie van een maatregel. Hierbij kan dan worden uitgegaan van de volgende definitie van milieurendement: Milieurendement is de kosteneffectiviteit van milieumaatregelen die de relatie weergeeft tussen de verrichte inspanning gemeten in kosten en het bereikte milieueffect (VROM, 1995). Bij de berekening van het milieurendement volgens deze definitie zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste zijn de milieukosten niet altijd eenduidig te bepalen. De methodiek milieukosten van VROM geeft hiervoor duidelijke richtlijnen maar in de praktijk blijkt het vaststellen van de milieukosten vaak een discussiepunt. Ten tweede vereist de kwantificering van het milieurendement (milieu-index/kosten) van een maatregel een aggregatie van de diverse milieueffecten tot e£n milieu-index. Dit impliceert een waarde-oordeel (weging van diverse aspecten). Het RIZA stelt zich in principe op als adviseur en wil zich niet in deze discussie mengen, alhoewel ze door de buitenwereld wel wordt geconfronteerd met kentallen met betrekking tot milieurendement.

18

3.2 Overzicht prioriteringsmethoden In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal methoden voor het prioriteren van milieumaatregelen. Hierbij worden alleen methoden meegenomen waarover is gepubliceerd en die enige bekendheid hebben gekregen. Dit resulteerde in de selectie van de volgende methoden: Reim, Primavera, Spring, de Amsterdamse methode, de prioriteringsmethode van de provincie Zuid-Holland en de methode van Billiton. Hieronder wordt kort op deze methoden ingegaan.

Primavera (Stowa, 1994) Het doel van Primavera is het prioriteren van maatregelen ten behoeve van het integraal waterbeheer op basis van milieurendement. De primaire doelgroep van Primavera vormen de regionale waterbeheerders. Het toepassingsgebied van de metbodiek omvat alle taakvelden met betrekking tot het oppervlaktewater en het ondiepe grondwater. Ook maatregelen die zijn gericht op verbetering van het aquatisch ecologisch functioneren vallen daaronder. Primavera is een raamwerk, waarin iedere beheerder zijn eigen beleidsvoorkeuren tot uitdrukking kan brengen. Dit betekent wel dat de gebruiker zelf de aandachtspunten zal moeten vaststellen en kwantificeren. Primavera is bedoeld als hulpmiddel bij de ambtelijke en bestuurlijke planvoorbereiding. Alvorens een (ontwerp)plan bestuurlijk wordt vastgesteld, zullen de bestuurders toetsen of hun visie op de juiste wijze naar voren is gebracht. De planvorming is dan ook een iteratief proces. waaraan met Primavera meer structuur wordt gegeven.

Spring (Grontmij, 1994) Het doel van Spring is het prioriteren van maatregelen op het gebied van rioleringen op basis van milieurendement. Er wordt rekening gehouden met de effecten van de lozingen op de bodem (grondwater) en op het oppervlaktewater. Emissies naar de lucht, het energieverbruik en de afvoer van grondwater worden niet meegenomen. Het toepassingsgebied van Spring ligt in eerste instantie bij de gemeenten in de provincie Gelderland, maar kan ook in andere gemeenten worden gebruikt. Het model kan worden gebruikt bij het opstellen van het gemeentelijk rioleringsplan. Het model is niet bedoeld om prioriteiten te stellen tussen de gemeentelijke lozingen en bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinrichtingen, industrie of landbouw. Spring is bedoeld als hulpmiddel bij de beleidsvoorbereiding. De resultaten van het rekenmodel kunnen niet zonder meer tot norm worden verheven. Een verstandige interpretatie van de uitkomsten blijft nodig. Ook is het mogelijk dat bij de uiteindelijke vaststelling van de aanpak andere (politieke) overwegingen een rol kunnen spelen.

Reim (Wit, 1993) In opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), heeft het Centrum voor Milieukunde Leiden (CML) een milieurendementsmethode, REIM, ontwikkeld, die is gebaseerd op het instrument levenscyclusanalyse. REIM is opgebouwd uit vier hoofdblokken: algemene doelbepaling. milieukundige analyse, economische analyse en algemene evaluatie. 19

In de algemene doelbepaling worden de te rangschikken milieuprojecten gedefinieerd. De milieukundige analyse is in theorie geheel conform de LCA-methode van het CML. In het computerprogramma REIM is deze methode echter partieel geimplementeerd. Voor de economische analyse is gekozen voor de 'nett present value' methode. In de algemene evaluatie wordt het resultaat van de milieukundige analyse gedeeld door het resultaat van de economische analyse voor de vorming van een maat voor de kosteneffectiviteit van een project. Op grond hiervan kunnen verschillende projecten worden gerangschikt.

Prioriteringsmethode provincie Zuid-Holland (Werff, 1995) De prioriteringsmethode van Zuid-Holland is uitgewerkt door een viertal studenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam in opdracht van de Provincie Zuid-Holland. De methode is in grote mate vergelijkbaar met de methode Reim. In beide methoden wordt de LCA gebruikt als basis voor de milieukundige analyse. De uitwerking van het wegingsprobleem gebeurt in deze methoden echter wel op een verschillende wijze. Het milieurendement wordt in een aantal stappen bepaald. Eerst worden de te beoordelen milieumaatregelen gegenereerd. De kosten worden bepaald door de Equivalent Annual Cost methode. Deze methode herleidt de totale huidige waarde van alle uitgaven tot een constant jaarbedrag gedurende de looptijd van het project. Vervolgens worden de milieueffecten bepaald met behulp van de LCA-methode en uitgedrukt in thema indicatoren. De thema indicatoren worden onderling gewogen door rekening te houden met de specifieke afstand tot het 'experimenteel' duurzaamheidsniveau van iedere indicator. Het milieurendement kan vervolgens worden bepaald door dit totale milieueffect te delen door de kosten. Voor de toepassing van deze methode in de praktijk is gekozen voor een casus op het gebied van afvalinzameling en twee casus op het gebied van bodemsanering. Uit deze casus blijkt dat de gehanteerde methode de mogelijkheid biedt om over thema's heen conclusies te trekken. Het is echter niet mogelijk om maatregelen uit geheel andere werkvelden, bijvoorbeeld bodemsanering versus stikstofverwijdering, op basis van milieurendement met elkaar te vergelijken.

Pakket voor prioriteitsstelling in milieu In de bedrijfsmilieuplannen (een uitvloeisel van de intentieverklaringen in verschillende bedrijfstakken) moet een (integrale) afweging/prioriteitsstelling worden gemaakt van pakket milieumaatregelen. Er zijn door bedrijven ontwikkelde methoden naar voren gekomen om deze afweging te maken. Een van die methoden is het tijdens de conferentie 'Basis metaal en milieu' (d.d. 10 november 1994) gepresenteerde 'Pakket voor prioriteitsstelling in milieu'. Het (computer) pakket is door Billiton ontwikkeld voor gebruik door b.v. consultants bij het maken van en prioriteitsstelling van milieumaatregelen. Het pakket bestaat in principe uit drie stappen, eerst het bepalen van de milieu noodzaak (milieu-urgentiegraad), vervolgens het bepalen van de volgorde van maatregelen (prioriteitsvolgorde) en ten slotte inpassing in het totale bedrijfsplan (tijdsplanning). Van een milieuprobleem wordt bepaald wat het primaire milieuthema en milieucompartiment zijn. De mogelijke maatregelen worden aangegeven. De milieu-urgentie van het probleem wordt bepaald door voor een aantal criteria (b.v. bijdrage IMT reductie, overschrijding norm) een score toe te kennen tussen 1 en 5. De totale urgentie wordt bepaald als gemiddelde van de verschillende criteria. De prioriteiten volgorde wordt bepaald als gemiddelde van 4 verschillende prioriteitsbepalingen (Stakeholders, technische. 20

bedrijfseconomische. prioriteit en milieu-urgentiescore). De verschillende prioriteitsscores worden weer bepaald als gemiddelde score op een aantal criteria waaraan een waarde wordt toegekend. De stakeholders prioriteit is b.v. de gemiddelde score van overheid, aandeelhouders, personeel en derden. De technische prioriteit is het gemiddelde van stand der techniek, penetratiegraad, infrastructureel en betrouwbaarheid/duurzaamheid. Uiteindelijk worden de milieuproblemen gerangschikt op basis van de totale prioriteitenscore. Bij onderwerpen met een gelijke prioriteit wordt de volgorde bepaald door de milieu-urgentiescore. In het model wordt op dit moment geen expliciete weging toegepast. Alle meegenomen criteria wegen even zwaar mee. Het is een semi-kwantitatieve methode.

Amsterdamse methode (Cleij, 1995) Om de in Amsterdam levende opvattingen over de besteding van de milieugulden in beeld te brengen heeft de Milieudienst Amsterdam voor het gemeentebestuur een milieurendementsmethode ontwikkeld en die toegepast op de prioriteiten van de gemeentebegroting. Milieurendement wordt vormgegeven door vier aandachtsgebieden: leefbaarheid, duurzaamheid en maatschappelijke en bestuurlijke aspecten. Maatregelen kunnen worden geprioriteerd door de milieuscores te vermenigvuldigen met het gewicht van de thema's waarop de maatregel van toepassing is. Voor de berekening van de milieukosten wordt een methode van het CBS gehanteerd. Vervolgens kan een kental voor het milieurendement worden berekend. Op deze wijze kunnen maatregelen van zeer verschillende aard, zowel in milieuprioriteit als in milieukosten, met elkaar worden vergeleken. Bij de Amsterdamse milieurendementsmethode zijn politieke keuzen belangrijker dan technische/wetenschappelijke keuzen. De methode is met name een gebiedsgericht hulpmiddel bij de bestuurlijke besluitvorming.

Samenvatting De beschrijvingen van de prioriteringsmethoden kunnen worden samengevat in tabel 3.1. Hierin wordt voor iedere methode ingegaan op het doel, de instantie die de methode heeft ontwikkeld, de opdrachtgever, het domein, de gebruikers/doelgroep, relevante criteria, mate van detail, intern/extern gebruik en de aanwezigheid van wegingsfactoren. Het is niet de bedoeling om uit deze methoden een geschikte methode voor het RIZA te kiezen en/of te abstraheren. Het gaat hierbij alleen om het weergeven van de methodische aspecten van de diverse instrumenten. In een mogelijke vervolgactie kan hier wel aandacht voor zijn. Verder is in de NMP Begeleidingscommissie industrie een handleiding geformuleerd voor het stellen van prioriteiten door bedrijven en vergunningverlenende overheden (VROM, 1995). De handleiding kan als hulpmiddel gebruikt worden bij het opstellen en beoordelen van bedrijfsmilieuplannen en aanvragen voor een vergunning. Deze handleiding is tot stand gekomen in overleg met VROM, EZ, IPO, VNG en het bedrijfsleven en is belangrijk omdat het duidelijk maakt welke factoren een belangrijke rol spelen bij de afweging van milieumaatregelen bij bedrijven. Het doel van de handreiking is het ondersteunen bij het prioriteren van milieumaatregelen bij individuele bedrijven. Binnen de gegeven milieudoelstellingen wordt bepaald hoe het bedrijf zo efficient en effectief mogelijk kan bijdragen aan het realiseren van deze 21

doelstellingen. Hierbij is kosteneffectiviteit een van de criteria in de bepaling van de volgorde waarin maatregelen zullen worden uitgevoerd. Kosteneffectiviteit speelt dus geen beslissende rol, maar biedt wel maar inzicht in het milieueffect van verschillende maatregelen in relatie tot de benodigde inspanning. De handleiding is met name bedoeld voor situaties waarin het bedrijf, vanwege bedrijfseconomische omstandigheden, in de tijd gefaseerd toegroeit naar een situatie waarin het integraal voldoet aan de stand der techniek. Voor nieuwbouwsituaties is de handreiking niet bedoeld, omdat bedrijven dan al direct integraal aan de stand der techniek zullen voldoen.

Tabel 3.1:

Overzicht van prioriteringsmethoden op basis van milieurendement.

Prioritenngsmcthoden

Primavera

Spring

Reim

Zuid-Holland

Pakket voor Prioriteitsstelling in Milieu

Amsterdamse methode

Doel

Prioriteren van maatregelen ten behoeve van het integraal waterbeheer

Prioriteren van maatregelen op het gebied van riolcringen

Prioriteren van milieumaatregelen tb.v. de olie- en gasmaatschappijcn

Prioriteren van maatregelen in de Provincie Zuid-Holland

Prioriteren van milieumaatregelen in bedrijven. b.v. in BMP kader

Verantwoorde besteding van dc milieugulden in de gemeente Amsterdam

Ontwikkelaar

DHV

Grontmij

CML

Erasmus Universiteit Rotterdam

Billiton

Milieudienst Amsterdam

Opdrachtgever

STOWA

Bestuurlijk Overleg Riolcringen Gelderland

NAM

Provincie ZuidHolland

Billiton

Gemeentcbcstuur Amsterdam

Domein

Maatregelen Lb.v integraal waterbeheer

Riolenngsmaatregclcn

Milieumaatregelen in het algemeen

Milieumaatregelen in het algemeen

Milieumaatregelen in het algemeen

Maatregelen m.b.t de leefbaarheid en duurzaamheid voor de gemeente Amsterdam

Doelgroep

Waterkwaliteitsbeheerders

Gemeenten in de provincie Gelderland

Olie- en gasmaatschappijcn

Provincie ZuidHolland

Bedrijven, consultants

Gemeente Amsterdam

Chleria

Technische aspecten (emst, omvang. elTecthiteit, kosten). draagvlakaspecten

maatschappelijkc appreciatic. kosten, emissies. functie & type oppervlaktewater. achtergrondbelasting

Kosten. 11 milicuelTccten van de CML-methode

Kosten. 8 themaindicatorcn van het milieubeleid

Technische aspecten. kosten, draagkracht

Leefbaarheid, duurzaamheid, maalschappelijke cn bestuurlijke aspecten

Uitwerking criteria

semi-kwmlitatief

scmi-kwantitatief

kwantitatief

kwantitatief

semi-kwantitatief

semi-kwantitatief

lniern/extern gebruik

Intern-extern

Intern/ extern

lntum extern

Intern extern

Intcr/exlcm

Intern extern

Wegingsfacloren

Ja. panel

Ja, panel

Ja. panel

Ja. duurzaamheidsindicaloren

Ja, 1 op 1 weging

Ja, panel

22

3.3 Discussie: dilemma's m.b.t. milieurendement Milieurendement is een populair begrip waar steeds meer gebruik van wordt gemaakt, maar waar ook enige huiverigheid voor bestaat. De oorzaak voor deze huiverigheid zijn een aantal dilemma's die rond dit begrip spelen. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan. Hierbij is het belangrijk om te realiseren dat milieurendement slechts een van de overwegingen is die een rol spelen bij de uiteindelijke besluitvorming.

Een effectief of een efficient milieu-Avaterbeleid? Op de eerste plaats dient een keuze te worden gemaakt voor een effectief of voor een efficient milieu-/waterbeleid. Het huidige milieu-Avaterbeleid, ondersteund door met name directe reguleringen zoals vergunningen, richt zich met name op de effectiviteit van milieumaatregelen, dat wil zeggen het realiseren van beleidsdoelstellingen. Het begrip milieurendement streeft naar een efficiente inzet van de beschikbare middelen voor het milieu, en niet een effectieve inzet hiervan. Derhalve zal het gebruik van milieurendement in het beleid leiden tot een hogere efficientie van milieumaatregelen. Dit betekent echter niet dat de beoogde emissiereductiedoelstellingen altijd worden gerealiseerd. Met andere woorden, maatregelen genomen op basis van milieurendement zijn niet per definitie effectief. Hierdoor kan prioritering op basis van milieurendement tegenstrijdig zijn met het huidige beleid, dat veelal is gebaseerd op directe reguleringen.

Milieurendement versus stand der techniek (voor water?) Milieurendement, het woordje milieu zegt het al, is een begrip dat het milieu integraal beschouwt. Milieurendement kan, voor het prioriteren en invullen van milieumaatregelen, goed samen gaan met het instrument (integrale) vergunningverlening. In vergunningen wordt 'stand der techniek' gevraagd. Milieurendement kan, maar dan wel integraal en niet voor ieder milieucompartiment afzonderlijk, invulling geven aan het uitgangspunt 'stand der techniek'. Hierbij moet men zich realiseren dat 'stand der techniek' voor water niet altijd kan worden gehaald. Het waterkwaliteitsbeleid dient in dit geval, indien het integrale plaatje dit aangeeft, ondergeschikt te zijn aan het milieubeleid.

Milieurendement in relatie tot instrumentarium Voor het gebruik van het begrip milieurendement in de vergunningverlening zijn verschillende instrumenten beschikbaar (zie tabel 3.1). Iedere methode heeft een andere doelgroep, toepassingsgebied en hanteert andere randvoorwaarden. Voor de vergunningverlening kan worden bekeken welk instrument het beste voldoet, eventueel kan een geschikt instrument worden ontwikkeld. Belangrijk hierbij is dat vooraf de randvoorwaarden worden geformuleerd waar het instrument milieurendement aan dient te voldoen, en hoe in het huidige beleid dient te worden omgegaan met milieurendement. Ook buiten de vergunningverlening, zoals bij indirecte regulering, is het instrument milieurendement bruikbaar. Voorbeelden van indirecte regulering zijn heffingen en verhandelbare emissierechten. Ook het invullen van maatregelen volgens het 'stolp'principe zijn minder direct gereguleerd. Bij de keuze van het de prioriteringsmethode en vervolgens de keuze van het economische instrumentarium dient te worden uitgegaan van de van te voren geformuleerde uitgangspunten en randvoorwaarden (effectief versus 23

efficient etc.). Overigens past een verschuiving van directe regulering naar indirecte regulering prima in het kader van deregulering. Ook hierbij kan het instrument milieurendement een belangrijke rol spelen.

Actiepunten Ondanks de bezwaren en methodische knelpunten die rond het begrip milieurendement liggen, wordt de kwantificering van dit begrip over het algemeen nuttig gevonden. Het is dan ook zinvol om enig zicht te hebben op het milieurendement van de milieumaatregelen waarover het RIZA adviezen moet verstrekken. Verder dient ook een discussie te worden gevoerd hoe in het huidige beleid dient te worden omgegaan met milieurendement (willen we een effectief, een efficient milieubeleid of beide?). Hieruit kunnen een aantal actiepunten worden afgeleid. - Standpuntbepaling, formulering van randvoorwaarden en inkadering in het huidige beleid. Uitwerken van een raamwerk m.b.t werkwijze, omgang met prioriteringsmethoden en milieurendement (EMB). - Inventarisatie van gegevens omtrent het milieurendement van in het verleden, huidige en in de toekomst te nemen maatregelen om enig inzicht en gevoel voor de kwantificering van het milieurendement van maatregelen te krijgen (EMB). - Uitwerken van mogelijkheden en beperkingen van diverse prioriteringsmethoden en hieruit afleiden welke aspecten/criteria van belang zijn bij het hanteren van het instrument milieurendement (EMB, EMP, WSL). - Evaluatie van toepassing van economische instrumenten (directe regulering versus indirecte regulering) in het huidige beleid op efficientie en effectiviteit (WSL).

Enkele praktische actiepunten - Inwerken van een aantal personen van het RIZA op het gebied van de LCA-methode en de MIOW-analyse (meer inzet en verbreding van kennis binnen het RIZA, EMM, EMP, EMC, WSL, WSC). - Voor het uitwerken van een aantal van bovenstaande punten is het noodzakelijk dat vanuit de beleidsvoorbereiding een extra trekker zich gaat bezig houden met het onderwerp milieubeoordeling en milieurendement. - Op de hoogte blijven van huidige nationale en internationale ontwikkelen op het gebied van milieubeoordeling zoals bijvoorbeeld via: DGM, RIVM, CML, DWW, VVM, SETAC, IAWQ, Int. J. of LCA (RIZA). - Visie RWS/RIZA afstemmen met VROM/DGM, zoals dit ook heeft plaats gevonden bij het opstellen van de handreiking prioriteitsstelling t.b.v. individuele bedrijven (EM).

24

4

Overzicht afgeronde, lopende projecten en actiepunten

4.1 Overzicht van afgeronde projecten Afgeronde projecten

paragraaf

trekker

Milieugerichte levenscyclusanalyse dakgootsystemen

2.1, 2.4

EMM

Levenscyclusanalyse van vijf typen bermbeveiliging. voorstudie

2.1.2.4

EMM

Levenscyclusanalyse van vier typen waterleiding, voorstudie

2.1,2.4

EMM

Levenscyclusanalyse van vier technieken voor cyanide-ontgifting, voorstudie

2.1

EMM, KMP

Presentatie 'LCA of wastewater treatment techniques' t.b.v. IAWQ

2.1

EMP

MIOW- en BEAM-analyse van de textielindustrie

2.2

EMC, WSL

MIOW-analyse voor de glastuinbouw

2.2

EMC. WSL

Inventarisatie van kosten van milieumaatregelen in diverse WSV-studies

2.2

EMB

KOSMOS, kostenmodel saneringstechnieken

2.2

EMB

LEI-studie glastuinbouw

11

EMB

Quick scan zinkanode vs. opgedrukt stroomsysteem t.b.v. WSV-studie

2.2

EMP

MIOW-studie scheepswerven

2.2. 2.6

EMC, WSL

Levenscyclusanalyse en keuze saneringsmethode

2.5

POSW

Lopende activiteiten

paragraaf

trekker

Inschatting milieueffecten afvalfase langcyclische produkten

2.1

EMP, EMM

Verbeterde normalisatie t.b.v. de LCA-methode

2.1

EMP, EMM

Werkdocument milieubeoordeling

2.1

EMP, EMM

Levenscyclusanalyse van enkele waterzuiveringstechnieken

2.1

EMM, EMP

Implementatie UBS in LCA-methode

2.1

WSC, RIVM

Uitvoeren van een brede milieubeoordeling dakgoten

2.4

EMP, EMC

Uitvoeren van een milieubeoordeling vangrails

2.4

EMM, EMB

Handleiding bepaling milieu-effecten waterbodemsanering

2.5

POSW

Weergave ruimtebeslag als milieu-effect in levenscyclusanalyse

2.5

DWW

Eigen beoordelingssysteem saneringstechieken

2.5

POSW

MIOW+

2.6, 2.7

WSL

4.2 Overzicht lopende activiteiten

25

4.3 Overzicht voorgestelde actiepunten

Actiepunten (beleid, milieu en economie)

paragraaf

trekker

Brede inventarisatie van milieu- en kostenaspecten van zuiveringstechnieken

2.1

EM, WS

Informatie-overdracht richting waterkwaliteitsbeheerders m.b.t. milieubeoordeling

2.6, 2.7

EM, WS

Uitwerken van een raamwerk, inkadering m.b.t milieurendement

3.3

EM, WS

Actief volgen van (inter)nationale ontwikkelen m.b.t. milieubeoordeling

3.3

EM, WS

Actiepunten (beleid, beleidsvoorbereiding)

paragraaf

trekker

Prioritering van maatregelen binnen WSV

2.2

EMB

Voorbeeld in WSV waarbij een integrale afweging een rol speelt

2.2

EMB

Prioriteringsmethode voor maatregelen communaal afvalwater

2.2

1 MB

Inventarisatie van gegevens m.b.t. milieurendement van maatregelen

3.3

EMB

Vervolgstudie over prioriteringsmethoden

3.3

EMB

Visie RWS/RIZA m.b.t. milieurendement afstemmen met VROM/DGM

3.3

EMB

Actiepunten (milieukundige analyses)

paragraaf

trekker

Opstellen duurzaamheidsniveau voor aquatische toxiciteit in de LCA-methode

2.1

EMP, WSC

Uitvoeren van milieubeoordeling m.b.t. diffuse bronnen. bv. waterleidingen

2.4

EMM, EMB

Uitwerken knelpunten in de LCA-methode m.b.t. toepassing in POSW

2.5

POSW

Proefproject voor doelgroepenstudie, bv. galvanische industrie

2.6

EMC

Actiepunten (economische analyses)

paragraaf

trekker

Ontwikkeling methode m.b.t draagkracht van burgers voor milieumaatregelen

2.4

WSL, EMB

Informatie verzamelen over kosten van milieumaatregelen

2.6

RIZA

Evaluatie economische instrumenten m.b.t. efficientie en effectiviteit

3.3

WSL

26

Organisatorische actiepunten Benoemen van 3 trekkers voor het initieren en coOrdineren van de bovenstaande actiepunten (voor beleidsvoorbereiding, milieukundige analyses en economische analyses). Multidisciplinaire projectgroep voor opstarten, begeleiden en uitbesteden van projecten m.b.t. milieubeoordeling. Instellen van een klankbordgroep voor het onderwerp 'Milieubeoordeling' (bv. cluster integraal ketenbeheer plus uitbreiding RIZA-breed). Discussiegroep die 4 a 6 keer per jaar bijeenkomt voor het bespreken van nieuwe, lopende en afgeronde projecten, tevens draagvlak medium. Inwerken van een aantal personen m.b.t. de LCA-methode en de MIOW-analyse. (bv. LCA oeverbeschroeiingsmaterialen). Van toepassing op personen die bij de uitwerking van de actiepunten zullen worden betrokken en nog onbekend zijn met de genoemde methoden. Vanuit beleidsvoorbereiding extra inzet m.b.t. milieubeoordeling en -rendement. Gezien de gevraagde betrokkenheid vanuit de beleidsvoorbereiding, is een trekker van EMB zeer wenselijk (wellicht personeel knelpunt). Opstarten apart project voor het onderwerp 'Milieubeoordeling'. Momenteel valt 'Milieubeoordeling' nog onder SPA.schotech. Overwogen kan worden hier een apart project van te maken met eigen budget en personele middelen.

27

5

Nabeschouwing en vervolg In dit document is getracht om. naar aanleiding van de workshop 'Milieubeoordeling' een aanzet, nadere strategische invulling te geven aan de discussies en actiepunten rond milieubeoordeling en milieurendement. Het betreft hier de toepassingsmogelijkheden van een milieu- en een economische analyse binnen de verschillende werkvelden van het RIZA, zoals bijvoorbeeld DBR, POSW, advisering vergunningverlening en beleidsvoorbereiding communaal afvalwater. Verder zijn de discussies rond de diverse prioriteringsmethoden en het begrip milieurendement uitgewerkt. De milieu- en economische analyses vormen de bouwstenen voor prioriterings- en milieurendementsmethoden. Hiermee is de relatie gelegd tussen hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van dit document. Als nevendoel is getracht om een overzicht te geven van de huidige activiteiten op dit gebied. In hoofdstuk 4 zijn de overzichten opgenomen van de afgeronde, lopende projecten en actiepunten met betrekking tot milieubeoordeling. Uit dit document komt naar voren dat bij alle genoemde toepassingsgebieden binnen het RIZA milieubeoordeling, en dus ook milieu- en economische analyses, van belang zijn. In dit document is dan ook een voorzet gegeven voor de bruikbaarheid van beoordelingsinstrumenten, zoals LCA en MIOW, voor de verschillende toepassingsvelden binnen het RIZA. De uiteindelijke bruikbaarheid en toepasbaarheid zal zich echter in de praktijk moeten bewijzen. Hieruit kunnen nieuwe aanpassingen, verbeteringen worden aangegeven ten behoeve van de bruikbaarheid van deze instrumenten, en het onderwerp milieubeoordeling in algemene zin. Van belang hierbij is om te realiseren dat milieu- en economische analyses, zoals LCA en MIOW, een hulpmiddel zijn en altijd zullen blijven. Het zijn dus geen beslismodellen maar veel meer beslissingsondersteunende, structurerende en communicatie methoden. Verder is van belang dat milieurendement slechts een van de vele criteria is, maar wel een belangrijke, met betrekking tot prioritering. Het vervolg van de actiepunten op het gebied van milieubeoordeling ligt uitdrukkelijk bij de projectleiders van de genoemde toepassingsgebieden. Deze projectleiders kunnen het onderwerp milieubeoordeling, voorzover gewenst, binnen hun eigen project oppakken en zijn verantwoordelijk voor de vervolgactiviteiten (zie 4.3). De werkgroep milieubeoordeling (Breedveld, Boulan, Senhorst) ontheft zich van haar werkzaamheden na het verschijnen van dit document. Het voorstel is dat de coordinatie van onderwerpen op dit gebied worden overgenomen door het cluster integraal ketenbeheer, aangevuld met een aantal personen die direct bij de uitwerking van de actiepunten zijn betrokken (RIZA-breed). In eerste instantie kan hierbij worden gedacht aan personen die zijn betrokken bij de projecten: DBR, POSW, advisering vergunningverlening en beleidsvoorbereiding communaal afvalwater. Een screening van de lopende projecten en actiepunten geeft het beeld dat, naast een indeling in de genoemde toepassingsgebieden, ook een indeling kan worden gemaakt in economische analyses, milieukundige analyses (de twee bouwstenen), en beleidsvragen (gezien de gevraagde betrokkenheid van EMB). Het voorstel is om 3 trekkers te benoemen, bijvoorbeeld uit deze drie velden, die het initiatief moeten nemen voor het opstarten van de vervolgactiviteiten. Verder kan voor het onderwerp 'Milieurendement', wat nu nog valt onder SPA.schotech, een apart project worden opgestart, indien men dit onderwerp daadwerkelijk als een van speerpunten van het RIZA ziet. 28

Overigens is de noodzaak voor het uitwerken van een aantal actiepunten rond milieubeoordeling en milieurendement al eerder aangekondigd in de speerpuntnotitie 'Milieurendement' (zie bijlage 2). In deze notitie wordt naast de doelstelling, de toegevoegde waarde voor het RIZA, ook ingegaan op de organisatie en de personele inzet hiervan. Uiteraard heeft tussen het speerpunt, waar ook om drie trekkers voor het onderwerp milieubeoordeling wordt gevraagd, en dit werkdocument de benodigde afstemming plaatsgevonden.

2