25 maart 2013 ... (natuur)wetenschappen de eindtermen aardrijkskunde te reduceren om ... Of
zoals president Obama zei: The study of geography is about more ...
Persbericht: stop de afbouw van aardrijkskunde in het secundair onderwijs Vanuit het ministerie is er een akkoord om in de 3de graad TSO/KSO voor richtingen zonder (natuur)wetenschappen de eindtermen aardrijkskunde te reduceren om zodoende ruimte vrij te maken voor een nieuwe reeks eindtermen natuurwetenschappen. Beide wijzigingen worden als één geheel beschouwd wat er in de praktijk op zal neerkomen dat een aantal nieuwe thema's natuurwetenschappen zullen moeten ingebouwd worden in het vak aardrijkskunde. Concreet gaat het voor een aantal richtingen van de 3de graad TSO/KSO – die geen natuurwetenschappen, biologie, fysica of chemie hebben – o.a. om volgende thema's: -‐ straling -‐ evolutieleer -‐ voorplanting en genetica. We hebben geen probleem met het invoeren van eindtermen natuurwetenschappen in de derde graad TSO/KSO en willen zelfs constructief nadenken of er enkele met geografische inslag kunnen ingepast worden in het vak aardrijkskunde. Zo kan een eindterm rond evolutieleer perfect uitgewerkt worden binnen de bespreking van de geologische tijdschaal, en kan straling gekaderd worden binnen lessen kosmografie. Maar een aantal onderwerpen passen helemaal niet in het concept en de visie van het vak aardrijkskunde door het ontbreken van een ruimtelijke component. Het invoegen van bv. genetica is zo specifiek biologisch dat de invoeging ervan het vak aardrijkskunde doet uiteenvallen. Aardrijkskunde wordt door de beleidsverantwoordelijken en curriculumopbouwers nog steeds als een vak van feitjes en begrippen beschouwd, en dat willen we juist tackelen. Bovendien betekent deze invoeging dat er aspecten uit de aardrijkskunde moeten geschrapt worden omdat er maar één lesuur per jaar voorzien is. We zijn van mening dat zowel het in vraag stellen van de eindtermen aardrijkskunde (op vraag van de minister?), als het feit dat deze herziening wordt gekoppeld aan de eindtermen natuurwetenschappen (door AKOV en de Vlaamse onderwijsverstrekkers), volstrekt onzinnig is en wijst op een falend niet samenhangend onderwijsbeleid. 1) Aardrijkskunde is een speciaal vak omdat het als enige de brug maakt tussen humane en exacte 1 wetenschappen . Op die manier is het maatschappelijk bijzonder relevant. Het gaat niet langer om een opsomming van feiten en begrippen maar wel om een vak dat inzicht biedt in de complexiteit van de samenleving en hoe deze ruimtelijk georganiseerd is. Aardrijkskunde vult een leemte in het onderwijs en maakt dat -‐ vertrekkende vanuit de realiteit – natuurwetenschappelijke fenomenen geplaatst en verklaard worden en tegelijk de menselijke inbreng en impact ervan wordt bekeken. Tal van milieuproblemen (de klimaatverandering, de overstromingsproblematiek, aardbevingsrisico's), economische uitdagingen (hoe verklaren we bvb. de delokalisatie van de metaal-‐ en autoindustrie in een geglobaliseerde wereld ?) als sociale thema's (segregatie van bevolkingsgroepen in steden, ruimtelijke patronen van woningprijzen of leegstand in steden) komen binnen aardrijkskunde aan bod. 2 Of wat met de problematiek van Brussel, zoals in de reportage van Panorama werd aangetoond . De onderwerpen die daarin aan bod kwamen zijn stuk voor stuk onderwerpen die in de les aardrijkskunde (nog nog) aan bod komen. Aardrijkskunde is als enige vak in staat al deze problematieken adequaat te behandelen omdat het juist vanuit verschillende wetenschapsdisciplines inzichten haalt en deze integreert. De integrerende rol die aardrijkskunde biedt zou immers meer moeten uitgespeeld worden. Om zulke integratie mogelijk te maken is
1 een uitgebreide argumentatie van het maatschappelijk belang van aardrijkskunde kan u vinden in de nota die we hebben opgesteld voor de minister van onderwijs -‐ http://www.vla-‐ geo.be/attachments/596_Naar_een_Aardrijkskunde_onderwijs_voor_de_21ste_eeuw.pdf 2 http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/panorama/2.27325
tijd nodig en moet deze interactie tussen sociale en natuurwetenschappelijke thema's de kern van de eindtermen en lessen vormen. Waar het klassieke aardrijkskundeonderwijs start vanuit een zogenaamde ‘bottom-‐up’ benadering dienen we dit meer te bekijken vanuit een ‘top-‐down’ benadering. Op die manier kan het vak aardrijkskunde een belangrijke bijdrage vervullen bij de vorming van geïnformeerde en maatschappelijk geëngageerde burgers. Of zoals president Obama zei: The study of geography is about more than just memorizing places on a map. It's about understanding the complexity of our world, appreciating the diversity of cultures that exists across continents. And in the end, it's about using all that knowledge to help bridge divides and bring people together." 2) Dat sommige eindtermen eventueel aan herziening toe zijn zien we zeker niet als een probleem. Integendeel, in een veranderende maatschappelijke context zijn hervormingen essentieel zodat aardrijkskunde nog beter kan inspelen op de actuele maatschappelijke uitdagingen. Maar: in het huidige voorstel van eindtermen aardrijkskunde voor de derde graad TSO/KSO worden deze teruggebracht tot 9. Door zulk een reductie, maar vooral door het ontbreken van cruciale aspecten zoals ruimtelijke ordening of landschappen, kan aardrijkskunde de brugfunctie tussen humane en natuurwetenschappen niet hard maken. Op die manier kan het ook niet ten volle een bijdrage vervullen bij de vorming van geïnformeerde en maatschappelijk geëngageerde burgers. Ook voor TSO/KSO zijn er heel wat thema's die aansluiten bij potentiële tewerkstellingsplaatsen of doorstroomstudies die niet langer aan bod komen -‐zoals logistiek, gezondheidszorg, geopolitieke aspecten, culturele identiteit, mobiliteit, technische en economische geologie, klimaat en vegetatie, bouwtechnische aspecten van bodem en reliëf, toerisme en recreatie, wereldhandel, … kortom domeinen waar toekomstige burgers, consumenten en werknemers inzicht dienen in te hebben. 3) In de hervormingen is nauwelijks ruimte voor moderne methodes en technologieën zoals geografische informatiesystemen, ruimtelijke data of GPS. Nochtans pleit minister-‐president Peeters in zijn beleidsbrief om te streven naar een "moderne, geïntegreerde digitale dienstverlening op het vlak van geografische informatie". De groeiende Geo-‐ICT sector heeft een tekort aan goed opgeleide GIS-‐medewerkers die zowel ruimtelijk inzicht hebben als kennis van ICT, de sector is zelfs erkend als knelpuntberoep. De GDI-‐raad pleit dan ook voor meer aansluiting tussen het onderwijs en de Geo-‐ICT sector waarbij momenteel aan verschillende initiatieven wordt gewerkt. Als er geen ruimte voor wordt geschapen in het onderwijs kan deze doelstelling van de Vlaamse Regering niet waargemaakt worden. Ook hier zijn een aantal thema's voor elke leerling belangrijk, ook in het TSO/KSO. De Vlaamse Overheid investeert, terecht, heel wat in het verzamelen en beschikbaar stellen van geografische data. Zou niet elke burger in staat moeten zijn om (een deel van) deze data zelf te consulteren en de juiste interpretaties te kunnen maken bij bijvoorbeeld de aankoop van een bouwgrond of een woning (ruimtelijke ordening, overstromingsgevoelige gebieden, ...) ? Of mag enkel een leerling die ASO doorloopt van deze informatie gebruik maken ? Wij vinden alvast van niet. De Geo-‐ICT sector krijgt in het onderwijs in andere Europese landen bij hervormingen meer aandacht, enerzijds omdat – zoals reeds aangehaald – deze sector veel tewerkstelling creëert, en anderzijds ook omdat overheden inzien dat dankzij meer Geo-‐ICT kunnen evolueren naar een efficiëntere, kostenbesparende en opener administratie en dienstverlening. 4) De onduidelijkheid over de rol van het vak aardrijkskunde vindt zijn oorsprong in de beleidsbrief “Beleidsprioriteiten 2012-‐2013” die minister Smet op 22 oktober 2012 indient bij het Vlaams Parlement. Hierin staat op p. 18: “De eindtermen aardrijkskunde voldoen niet langer aan de invulling van het begrip basisvorming TSO en KSO en zijn aan een herziening toe. Ik laat deze eindtermen aardrijkskunde in TSO en KSO dan ook actualiseren en zal ze aan de VLOR voorleggen. Ik bekijk nog of ik de eindtermen aardrijkskunde in het ASO en in de 1ste graad ook meeneem in deze actualiseringsoefening.” We begrijpen niet waarom de minister tot de conclusie is gekomen dat de eindtermen aan herziening toe zijn. Of waarom specifiek voor TSO/KSO. Het kabinet van de minister (bij monde van Dhr Yperman) kon ons hier na een overleg op 1 februari 2013 geen verdere informatie over verschaffen. Het kabinet liet duidelijk verstaan dat de herziening van de eindtermen niet op vraag van het kabinet of de minister zelf werd opgestart. Bij monde van de heer Sleurs, coördinator van de afdeling projecten: EVC -‐ Curriculum – Kwalificaties binnen het AKOV, vernamen we op 1 maart 2013 tot onze verbazing dat de uitspraak ‘voldoen niet langer aan de invulling van het begrip basisvorming’ niet op enig wetenschappelijk onderzoek gebaseerd is, laat staan enige andere vorm van onderzoek. De heer Sleurs echter liet ons ook verstaan dat de beslissing wel degelijk op het kabinet is genomen. We betreuren ten zeerste dat niemand hierin verantwoordelijkheid wil of durft op te nemen en aan de betrokkenen in de onderwijswereld op een objectieve manier uitlegt wat er aan de hand is. Bovendien blijft het vreemd dat een minister die pleit voor de opheffing van de schotten tussen ASO-‐TSO-‐ KSO-‐BSO zelf akkoord gaat om aparte eindtermen te ontwikkelen voor TSO. 5) De heer Sleurs verwees kort naar de 8 Europese sleutelcompetenties. Om daaraan te voldoen dienden
eindtermen natuurwetenschappen ingevoerd te worden in de 3de graad. Als we in detail kijken bij competentie 4 ‘Wiskundige competenties en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en 3 technologie’ staat wordt daar echter nergens exact vermeld welke inhoud hiertoe behoort. Integendeel, er wordt veeleer gewezen naar inhouden die duidelijk aardrijkskundig gelinkt zijn – zie het onderstreepte. Bovendien wordt nergens vermeld of deze sleutelcompetenties in alle graden dan wel in enkele moeten worden voldaan. Indien het in alle graden is: wat doe je dan met technologie in het ASO? Definitie: B. Natuurwetenschappelijke competentie is het vermogen en de bereidheid om de kennis en methoden die gebruikt worden om de natuurlijke wereld te verklaren, te gebruiken om problemen te identificeren en gefundeerde conclusies te trekken. Technologische competentie wordt gezien als de toepassing van die kennis en methoden om in vastgestelde menselijke behoeften te voorzien. Beide terreinen van deze competentie impliceren inzicht in de door menselijke activiteit veroorzaakte veranderingen en verantwoordelijkheid als individueel burger. Essentiële kennis, vaardigheden en attitudes met betrekking tot deze competentie: B. Voor exacte wetenschappen en technologie omvat de essentiële kennis de grondbeginselen van de natuurlijke wereld, fundamentele wetenschappelijke begrippen, beginselen en methoden, technologie en technologische producten en procédés. Men dient inzicht te hebben in de vorderingen, beperkingen en risico's van wetenschappelijke theorieën, toepassingen en technologie voor de samenleving in het algemeen (met betrekking tot de besluitvorming, waarden, ethische vraagstukken, cultuur enz.) en op specifieke terreinen van de wetenschap, zoals de geneeskunde, en tevens inzicht in de invloed van wetenschap en technologie op de natuurlijke wereld. Tot de vaardigheden behoren het vermogen om technologische instrumenten en machines te gebruiken en te hanteren, alsook wetenschappelijke gegevens om een doel te bereiken of tot gefundeerde besluiten of conclusies te komen. Men moet ook in staat zijn de wezenlijke kenmerken van wetenschappelijk onderzoek te herkennen en de conclusies en daaraan ten grondslag liggende redenering onder woorden te brengen. De competentie omvat een kritische en nieuwsgierige attitude, belangstelling voor ethische vraagstukken en respect voor veiligheid en duurzaamheid -‐ speciaal met betrekking tot de wetenschappelijke en technologische vooruitgang in relatie tot de eigen persoon, het gezin, de gemeenschap en de wereld. Kortom, aardrijkskunde als brugvak tussen humane en natuurwetenschappen kan aan heel wat van deze leercompetenties bijdragen. We zien niet in dat dit beter zou kunnen indien de eindtermen worden gereduceerd en er de facto een inperking zou komen van het vak aardrijkskunde ten voordele van andere thema's. De afstemming van de eindtermen van zowel het ASO, TSO, KSO als BSO op de Europese sleutelcompetenties vereist eerder een grondige discussie over het begrip 'basisvorming'. Waarom specifiek Aardrijkskunde als één vak binnen de basisvorming wordt geviseerd is ons een raadsel. 6) In een late reactie vermelden zowel Minister Smet (die onze on line petitie heeft getekend) als de heer Sleurs dat “er momenteel in de derde graad TSO/KSO vandaag 31 eindtermen aardrijkskunde zijn en dat ze een zekere overlap vertonen met zowel de nieuwe eindtermen natuurwetenschappen als de vakoverschrijdende eindtermen." – een nieuw argument dat we nog nooit vroeger hadden gehoord wat ons doet vermoeden dat er meer aan de hand is dan men wil zeggen. Onze vraag hierbij: als er een overlap is tussen de nieuw gevormde eindtermen natuurwetenschappen en de bestaande eindtermen aardrijkskunde: waarom moeten er dan nieuwe eindtermen natuurwetenschappen gemaakt worden? En waarom moeten dan de (blijkbaar overlapte) eindtermen aardrijkskunde verdwijnen? Het heeft dan toch geen zin om al dat werk te doen? Of wil men gewoon z’n –niet-‐gefundeerde – zin doen en een hervorming doordrukken ‘à la tête du client’? We hopen dat dit niet het onderwijsbeleid is maar stellen ons gezien het voorgaande vragen.
3http://www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/diensteuropa/beleidsdomein/onderwijs/kerncompetenties_wiskundige_c
ompetentie.html
Conclusie: Aardrijkskunde heeft enorm veel troeven om tegemoet te komen aan de verschillende maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen. Daarenboven ontwikkelen jongeren de nodige vaardigheden en interesses die vereist zijn in de maatschappij van morgen. Niet enkel voor ASO maar evenzeer voor TSO en KSO moet er voldoende aandacht besteed worden aan de hierboven besproken actuele en maatschappelijk relevante thema’s door gebruik te maken van innovatieve technologieën die in de een toekomstgerichte maatschappij essentieel zijn en job creëren. Een inkrimping van het vak aardrijkskunde binnen TSO en KSO is dan ook niet haalbaar, noch wenselijk. Op dit moment gaat de hervorming van de eindtermen aardrijkskunde wat ons betreft niet de goede kant op. Daarbij is het niet duidelijk waarom deze herziening wordt doorgevoerd. Op dit moment is er totaal geen transparantie van het gevoerde beleid. Noch wordt met de wensen, ideeën, bezorgdheden van betrokken partners (leraars aardrijkskunde, lerarenopleiders, hoogleraren geografie en professionele geografen) rekening gehouden. Dit, samen met het feit dat alles bijzonder snel moet gaan -‐ de hervormde eindtermen dienen tegen 25 maart 2013 rond te zijn -‐ doet op zijn minst suggereren dat de geplande hervorming een strategische reden heeft waarbij een gedegen inhoudelijk en breed gedragen discussie niet gewenst is. Voor de verdere ontwikkeling van het secundair onderwijs in Vlaanderen is dat bijzonder zorgwekkend.
Aktie: 1) Op 13 januari hebben we via mail en brief een gesprek aangevraagd met de minister. Op 18 maart kregen we antwoord met het verzoek dit te bespreken met de heer Yperman, kabinetschef. Als gevolg van dit nochtans constructief gesprek -‐ waarvan wij het gevoel hadden dat er veel begrip was voor de argumentatie pro ons vak -‐ zijn we dan uitgenodigd op de resonansvergadering van AKOV op 1 maart 2013. Daar merkten we echter dat met onze vragen en opmerkingen geen rekening werd gehouden, meer zelfs: er werd gesproken over de nieuwe benaming van het vak als zijnde 'aardrijkskunde-‐natuurwetenschappen'. Omdat we merkten dat gewoon overleg blijkbaar niets uithaalt hebben we dan beslist om de online petitie op te starten. Deze heeft intussen een hoge vlucht genomen. Het is interessant om de commentaren van de ondertekenaars te lezen, veel reacties van onbegrip en bezorgdheid over de kwaliteit van het onderwijs. U kunt de beide petities raadplegen: -‐ de Nederlandstalige petitie (heeft reeds ruim de kaap van 2500 handtekeningen overschreden) http://www.change.org/petitions/ministerie-‐van-‐onderwijs-‐vlaanderen-‐herzie-‐de-‐plannen-‐waarin-‐het-‐vak-‐ aardrijkskunde-‐wordt-‐afgebouwd -‐ de Engelstalige petitie (is later opgestart en kent nu reeds meer dan 500 handtekeningen van bezorgde burgers uit de ganse wereld) http://www.change.org/petitions/ministry-‐of-‐education-‐flanders-‐oppose-‐the-‐plans-‐to-‐phase-‐out-‐geography
2) We hebben van verschillende parlementsleden bekomen dat ze een vraag zullen stellen aan Minister Smet hierover. 3) We plannen om op woensdag 20 maart om 15 u de handtekeningen en commentaren van de ondertekenaars te overhandigen aan Minister Smet. Daarbij overhandigen we hem ook een half opgeblazen wereldbol: symbool van enerzijds de halve kennis die leerlingen als gevolg van de hervorming nog zullen hebben, maar anderzijds ook van de mogelijkheid om die terug op te blazen indien de Minister deze hervorming herbekijkt. Uw aanwezigheid bij deze actie stellen we ten zeerste op prijs.
Namens tal van collega’s geografie/aardrijkskunde in de academische, professionele bachelor en secundair onderwijs wereld Luc Zwartjes, Voorzitter Vereniging Leraars Aardrijkskunde (VLA)
mob. +32 474 60 85 44 E-‐mail:
[email protected] http://www.vla-‐geo.be/